De meeste mensen kennen de ansjovis alleen als zoute topping op pizza’s, terwijl dit visje ’s zomers ook in grote scholen langs de Nederlandse kust voorkomt. Door zijn geringe lengte wordt Engraulis encrasicolus echter niet snel door sportvissers gevangen.
De ansjovis is een klein, zilvergekleurd visje met een groengrijze rug. Volwassen dieren hebben een gemiddelde lengte van 13 cm, al zijn er uitschieters bekend tot 20 cm. De soort behoort tot de haringachtigen, maar is goed te onderscheiden door zijn spitse snuit met een opvallend grote (onderstandige) bek die doorloopt tot achter het oog.
Onmisbare schakel
De ansjovis leeft in grote scholen en voedt zich met dierlijk plankton – vooral roeipootkreeftjes – en algen. Het visje zelf wordt gegeten door grotere vissoorten zoals makreel en zeebaars, zeevogels als jan-van-genten en zilvermeeuwen en zeezoogdieren als dolfijnen en zeehonden. De ansjovis heeft dus eenzelfde cruciale positie in het voedselweb van de zeeën en oceanen als andere ‘prooivissen’ zoals haring en sprot.
Warmwaterliefhebber
Ansjovis heeft een voorkeur voor iets warmer water en verblijft vanaf april tot in de herfst langs de Nederlandse kust. In de warmste maanden van het jaar paaien ze in relatief ondiep en warm – vaak iets brak – water. In Nederland gebeurt dit vooral in de Oosterschelde en de Waddenzee. Het vrouwtje zet in de waterkolom tot wel 20.000 eitjes af die in de bovenste waterlagen verblijven om 24 tot 65 uur na de bevruchting uit te komen. De ansjovispopulatie in de Noordzee nam in de jaren zestig af, waarschijnlijk als gevolg van enkele strenge winters. Geholpen door het steeds warmer wordende zeewater neemt de soort de laatste decennia weer toe in aantallen.
Weervisserij
De ansjovis was ooit belangrijk voor de Zuiderzeevisserij, maar verdween goeddeels door de aanleg van de Afsluitdijk. Tegenwoordig wordt er in Nederland alleen nog in de Oosterschelde bij Bergen op Zoom op gevist. Dat gebeurt sinds 1673 middels de traditionele weervisserij. Een weer is een V-vormige afscheiding van houten staken van vier à vijf meter lang die naast een zandplaat wordt opgebouwd. De V wijst in de richting van het afgaand tij, waarbij de ‘armen’ van de V tot wel een kilometer lang zijn. Zodra het water zich terugtrekt wordt de ansjovis in de fuik gedreven. Deze intensieve manier van vissen is tegenwoordig niet meer rendabel en wordt daarom uitsluitend nog voortgezet vanuit een stichting. Zo blijft het ambacht behouden als toeristische attractie en immaterieel erfgoed.