In Nederland zwemt één vissoort rond die hartje winter al de lentekriebels heeft: de kwabaal. Deze kabeljauwachtige paait zodra de watertemperatuur haar laagste punt heeft bereikt. Door klimaatopwarming en het verdwijnen van geschikt leefgebied is de kwabaal de laatste decennia erg zeldzaam geworden in ons land.
(foto's: Jelger Herder)
De kwabaal is de enige ‘zoetwatervertegenwoordiger’ van de familie van de kabeljauwen en heeft net als de kabeljauw een enkele bekdraad op de kin. Het langgerekte lichaam is bruingeel met een gemarmerd vlekkenpatroon. Overdag verschuilen ze zich in holtes tussen stenen of boomwortels.
‘s Nachts gaan ze op jacht naar kleine vis, kreeftachtigen, waterinsecten en schelpdieren. Het BNRZ- record kwabaal staat op 60 cm, maar bij onderzoeken zijn ze in ons land al tot boven de 70 cm gevangen. Elders in de wereld worden ze een stuk groter; het wereldrecord staat op 152 cm.
Koudwatervis
De kwabaal houdt van koud water. Als de watertemperatuur onder de 6 graden daalt en veel vissoorten juist in winterrust verkeren, maakt Lota lota zich op voor de paai. In Nederland is dat tussen januari en maart. Wanneer het water te warm wordt, gaan kwabalen in zomerrust.
Bij watertemperaturen boven de 18 graden stoppen ze zelfs met eten en teren ze op hun reserves. De aanwezigheid van koud water binnen hun leefgebied – zoals diepe kommen in beken en rivieren of diepe meren – is dan ook onmisbaar voor deze bijzondere vis.
Draaiende brommer
Kwabalen paaien in kleine groepjes en daarbij maken ze geluiden door met spieren op hun zwemblaas te trommelen. Door een onderwatermicrofoon klinkt het als een diep kloppend geluid dat wel wat weg heeft van een draaiende brommer. De mogelijke functie hiervan is om elkaar te vinden in de paaitijd.
De vrouwtjes produceren tot wel 600.000 eitjes per kilo lichaamsgewicht, waarmee het de meest vruchtbare zoetwatervis is. Dit is niet voor niets: de eitjes worden onbeschermd vrij in de waterkolom losgelaten, waarna de stroming ze meevoert en ze extra kwetsbaar zijn.
Drie populaties
Vroeger was de kwabaal een algemene verschijning in Nederland. Tegenwoordig komt de soort nog grofweg voor in drie populaties: de Vinkeveense Plassen, de kop van Overijssel en de Beerze in Noord-Brabant. Daarnaast worden er incidenteel kwabalen gevangen op andere locaties, mede door herintroductie in Duitsland.
De populatie in de Beerze is ook afkomstig van herintroductie. Rond de jaren 70 stierf de kwabaal uit in Noord-Brabant. Een verbeterde waterkwaliteit en beekherstel – met de aanleg van overstromingsvlakten voor de larven en jonge kwabaaltjes – maakten de Beerze opnieuw geschikt. Tussen 2009 en 2013 zijn daar ongeveer 10.000 jonge, in België gekweekte kwabaaltjes uitgezet en de soort plant zich hier inmiddels weer zelfstandig voort.