Wist je dat - de witvingrondel

3166
19 apr 2022

Tot de eeuwwisseling kenden we in Nederland alleen de riviergrondel. In 2004 werd echter een dubbelganger ontdekt: de witvinriviergrondel. Inmiddels heeft deze exoot in onze grote rivieren de plek van de inheemse variant ingenomen. Al is ook hij zijn plek niet zeker.

Riviergrondels (Gobio gobio) – in de volksmond ook bekend als boerenlulletjes – bevolken van oudsher de Nederlandse rivieren, kanalen, vaarten en stilstaande wateren. Dit veranderde met de komst van de witvinriviergrondel (Romanogobio belingi).

Tot 2004 was die compleet over het hoofd gezien – hij lijkt ontzettend veel op de riviergrondel – maar later bleek dat in onze grote rivieren nagenoeg alleen nog maar deze ‘nieuwkomers’ voorkwamen. Deze onopgemerkte wissel moet in de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden: onderzoek naar museumexemplaren uit de periode 1885-1977 liet zien dat hier in die periode enkel nog de riviergrondel voorkwam.


De witvinriviergrondel heeft in de grote rivieren de plek van de riviergrondel ingenomen.


Concurrentie

 
Het subtiele onderscheid tussen de twee soorten grondels zit hem er onder andere in dat de ‘nieuwkomer’ ongevlekte vinnen heeft en de anus zich dichter bij de buikvin dan bij de anaalvin bevindt. De witvinriviergrondel komt van origine uit de stroomgebieden rond de Zwarte Zee en heeft een voorkeur voor rivieren met zandige bodems. Hun verspreiding beperkt zich in ons land vooralsnog hoofdzakelijk tot de grote rivieren en het IJsselmeer

 In tegenstelling tot de invasieve zwartbek-, marmer- en kesslersgrondel lijken ze zich niet verder te verspreiden en in de grote rivieren heeft het er de schijn van dat de aantallen inmiddels alweer afnemen. Mogelijk heeft dat te maken met de opkomst van een andere exoot: de Pontische stroomgrondel. Deze heeft dezelfde habitat en voedt zich eveneens met macrofauna – een nieuwe concurrent dus.
 

Verschillende fases


Het is gebruikelijk dat nieuwe exoten vaak eerst door een fase van sterke toename gaan, waarna hun aantallen stabiliseren of zelfs weer afnemen. Zo kunnen roofvissen de exoten op enig moment als voedselbron ontdekken. Ook kan de ene exoot de vestiging van andere exoten faciliteren. Zo vormen de Kaspische slijkgarnaal en reuzenvlokreeft al 70-90% van de biomassa ongewervelde bodemdieren in de Rijn. Veel van de Oost-Europese grondels die later ons land binnenkwamen voeden zich met deze bodemdieren. De laatste toevoeging aan de Nederlandse visfauna is de Kaukasische dwerggrondel en daar zal het waarschijnlijk niet bij blijven. Doordat watersystemen tegenwoordig bijna allemaal met elkaar verbonden zijn, kunnen nieuwe exoten zich snel verspreiden. Het blijft daarom
spannend om te zien hoe de visstand – die continu in beweging is – zich de komende jaren verder ontwikkelt.

Bron: Hét VISblad - mei 2022

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.