De blankvoorn (Rutilus rutilus) is de meest algemeen voorkomende vissoort van ons land. In bijna elk watertype – zelfs in licht brak water – is deze vis uit de familie van de karperachtigen vaak in groten getale aanwezig.
Meren, plassen, polderwateren, grote en kleine rivieren en beken; in bijna elk watertype kun je blankvoorn vangen. Deze vis is in ons land een van de meest voorkomende soorten qua aantallen. Hij stelt maar weinig eisen aan het milieu. Een slechte zuurstofhuishouding
en zelfs waterverontreiniging doen hem
niet snel de das om. Ook zoutgehaltes tot circa 5-6 % vormen geen probleem. De blankvoorns die in brakwaterzones leven keren wel terug naar het zoete water om
te paaien: blankvoorneieren en -larven
kunnen niet tegen brak water.
Alleseter
Daarbij is de blankvoorn ook een makkelijke eter. Het dieet verschilt per seizoen, maar omvat een breed scala aan voedsel. Watervlooien en -mijten, vlokreeftjes en
zoetwaterpissebedden vormen de hoofdmoot van het menu. Is het aanbod van dierlijk voedsel echter laag, dan schakelen
volwassen vissen eenvoudig over op
draadalgen en waterplanten (fonteinkruid,
kranswier en waterpest). In perioden
van schaarste eten ze zelfs dood organisch
materiaal dat op de bodem ligt.
Keeltanden
Als karperachtige beschikt de blankvoorn vanaf 14 tot 16 centimeter lengte ook over
goed ontwikkelde keeltanden. Dit zijn
tandachtige structuren – harde, platte
plaatjes die op kiezelsteentjes lijken – op
de kieuwboog die de vis in staat stellen
om ook weekdieren met een harde schelp
te eten. Kleine zoetwaterslakken en mosselen
worden gekraakt met de keeltanden.
Daarbij moet de blankvoorn wel
eerst de afweging maken of de energie
die hij stopt in het kraken van het pantser
opweegt tegen de energie die het eten
van een slak of mossel oplevert.
Zelfde lengte
In optimale omstandigheden – voldoende
voedsel en ruimte – kan de blankvoorn
behoorlijk groot worden: het BNRZ-
record staat op 48 cm. In kleinere en
relatief voedselarme wateren stokt de
groei dikwijls bij 25 tot 30 centimeter.
Vang je een vis van een bepaalde lengte,
dan is de kans groot dat de volgende
blankvoorns even lang zijn. De blankvoorn
zwemt meestal in scholen die bestaan
uit vissen van dezelfde jaarklasse.Het vermoeden is dat schoolvorming al in één van de larvale stadia begint en dat deze groepen de rest van hun leven bij elkaar blijven. De scholen houden zich vaak op in de oeverzone nabij waterplanten, maar de grotere blankvoorns vind je ook wel op diepere delen in het open water.
Oranje oog
De blankvoorn lijkt erg op nauwe
verwanten als ruisvoorn, winde, jonge
roofblei, kopvoorn, alver en serpeling.
Ook kan Rutilus rutilus kruisen met
diverse andere karperachtigen – die
in grote scholen op ongeveer dezelfde
tijd en plaats paaien – zoals de alver,
kolblei, kopvoorn, ruisvoorn en brasem. Een duidelijk kenmerk van de blankvoorn
is de vrij kleine kop met daarin
naar verhouding een groot oog. De iris
van het oog is lichtgeel, met bovenin
een oranje vlek. Soms is de iris zelfs
helemaal oranje. Daar dankt de vis ook zijn Latijnse naam aan: rutilus betekent
rood of geelachtig.
Bron:
Hét Visblad