Van nature komen er geen krabben voor in het Nederlandse zoete water. Toch vangen sportvissers ze daar ook – of wordt hun aas van de haak gegeten en soms zelfs de lijn doorgeknipt. De verantwoordelijke is in veel gevallen de Chinese wolhandkrab – een exoot uit Azië die bijna een eeuw geleden in Nederland is aangekomen.
De Chinese wolhandkrab dankt zijn naam aan de met wollige vacht beklede scharen. De krabbensoort is grijsgroen tot donkerbruin van kleur en kan – met een rugschild van maximaal 8 cm – vrij groot worden. Van origine komt de soort voor langs de kusten van Oost- Azië.
In 1912 kwam de wolhandkrab via ballastwater van schepen in de Duitse rivier de Wezer terecht. Sindsdien heeft de krabbensoort zich over heel Noorden West-Europa verspreid – simpelweg doordat de larven zich met de stroming mee lieten voeren. De eerste waarneming in Nederland dateert uit 1931.
Japanse invloed
Door de verslechterde waterkwaliteit leek de wolhandkrab daarna weer grotendeels uit Europa te verdwijnen. Maar sinds de jaren ’90 neemt de soort weer sterk in aantal toe. Deels door een betere waterkwaliteit, maar waarschijnlijk ook door Japanse invloeden. Onderzoekers ontdekten dat de Chinese wolhandkrabben in België en Nederland sinds de jaren ’90 in toenemende mate genetisch materiaal van de Japanse wolhandkrab bevatten – een soort die kan hybridiseren.
Dus waar de eerste wolhandkrabben in de jaren ’30 waarschijnlijk afkomstig waren van enkele individuen (waarbij er veel inteelt was), zorgen deze nieuwe genen ervoor dat de krabben zich beter kunnen aanpassen en daardoor sterk uitbreiden.
Trektocht
Wolhandkrabben trekken in het najaar vanuit zoetwater naar zee om te paren – soms in enorme aantallen. Gedurende de 1,5 tot 2 maanden durende trektocht die voornamelijk ’s nachts plaatsvindt ontwikkelen de geslachtsorganen zich. Barrières die ze op weg naar zee tegenkomen, zoals stuwen of sluizen, worden over land omzeild. Hierbij klimmen de krabben massaal het water uit en duiken ze soms op in tuinen, speelplaatsen of zelfs huizen (bijvoorbeeld in kruipruimtes), wat schrikreacties kan veroorzaken bij mensen.
Doordat ze zich in zoutwater voortplanten worden ze voornamelijk aangetroffen in de kustprovincies en wateren die in verbinding staan met de zee, zoals de grote rivieren.
Flinke impact
Volwassen wolhandkrabben hebben geen natuurlijke vijanden en kunnen in hoge dichtheden voorkomen. Bovendien hebben deze alleseters een flinke impact op het aquatisch milieu. Zo eten ze vissen, hun eieren en larven. Daarnaast concurreren ze ook met vissen om voedsel.
Door waterplanten op te eten en bodems om te woelen kunnen ze watersystemen doen omslaan van helder en plantenrijk
naar troebel en vegetatieloos. Ook graven ze holen die de stabiliteit van oevers en dijken ondermijnen. Beroepsvissers ondervinden hinder doordat fuiken en andere vistuigen vernield worden en de vangst wordt aangevreten.
Verontreiniging
Om de wolhandkrab te bestrijden worden ze weggevangen met fuiken en een ‘krabbensleuf’. Dit is een experiment met een soort metalen brievenbus die over de gehele breedte van een water in de bodem wordt gemaakt. De krabben vallen hierin en worden gevangen, terwijl vissen er vrij overheen zwemmen.
De bestrijding is ook commercieel interessant. In China en onder Chinezen die in Europa wonen is er grote vraag naar de wolhandkrab. Sinds 2011 geldt er wel een vangstverbod voor wolhandkrab uit verschillende Nederlandse vangstgebieden omdat deze door vervuilde bodem te veel dioxines en dioxine-achtige pcb’s bevat.