De opmars van exotische rivierkreeften lijkt niet te stoppen. In nagenoeg alle watertypes kun je ze tegenwoordig tegenkomen, vaak in (zeer) grote aantallen. De uitheemse dieren vormen niet alleen een gevaar voor de stabiliteit van oevers en dijken, maar bedreigen ook natuurwaarden. Valt dit kreeftenprobleem nog te beheren en te beheersen?
Sinds de jaren 50 zijn negen
uitheemse rivierkreeftsoorten
geïntroduceerd in Nederland.
Hiervan zijn er zeven afkomstig uit
Noord-Amerika, één uit Zuidoost-Europa
en één uit Oost-Europa/Azië.
Van de minimaal zeven soorten die
zich in Nederland hebben gevestigd,
veroorzaken er vijf aanzienlijke
ecologische en economische schade.
In een recente wetenschappelijke
studie zijn de risico’s onderzocht
voor alle uitheemse rivierkreeften
die in Nederland zijn waargenomen.
Daarnaast zijn zes beheerscenario’s
geanalyseerd om het kreeftenprobleem
duurzaam aan te pakken.
De rangschikking van uitheemse rivierkreeftsoorten op basis van de geaggregeerde risicoscore volgens het Harmonia+ protocol van hoog (meest risicovol) naar laag risico: 10 rode Amerikaanse rivierkreeft, 2) geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft, 3) gestreepte Amerikaanse rivierkreeft, 4) Calicotrivierkreeft, 5) Californische rivierkreeft, 6) gevlekte Amerikaanse rivierkreeft, 7) marmerkreeft, 8) Turkse rivierkreeft en 9) steenkreeft.
Ongewenste effecten
Invasieve rivierkreeften hebben niet
alleen ecologische en economische
effecten, maar veroorzaken ook
risico’s voor de waterveiligheid –
onder andere door het ondergraven
van dijken in veengebieden en erosie
van oevers. Uitheemse kreeftensoorten
bereiken in Nederland zeer
hoge dichtheden, soms zelfs hoger
dan in hun natuurlijke verspreidingsgebied.
Dit geldt in het bijzonder
voor soorten met een oorspronkelijk
Noord-Amerikaans afkomst. Deze
kreeften zijn zonder er zelf last van
te hebben, drager van de kreeftenpest.
Voor de inheemse rivierkreeft
(Astacus astacus) is deze schimmelinfectie
echter dodelijk. Populaties
van inheemse rivierkreeftensoorten
zijn hierdoor in Europa gedecimeerd.
De effecten van uitheemse rivierkreeften
zijn niet te generaliseren
omdat ze per soort en leefgebied
verschillen. Ongewenste effecten
komen voornamelijk voort uit
predatie van en concurrentie met
inheemse soorten, de soms ernstige aantasting van waterplanten en het graafgedrag van sommige soorten.
Ook (larven van) vissen en amfibieën
lijden onder kreeftenpredatie. Daar
zijn in Nederland al diverse praktijkvoorbeelden
van bekend. Het graafgedrag
zorgt ervoor dat nutriënten
uit de bodem vrij in het water komen
wat tot algenbloei kan leiden. Door
aantasting van de biodiversiteit en
het verhinderen van ecologisch
herstel van systemen staan uitheemse
rivierkreeften de doelstellingen en
natuurdoelen van de Kaderrichtlijn
Water in de weg. Daarnaast zorgt
het graafgedrag van kreeften onder
meer voor extra baggervorming,
afkalving van oevers en instabiele
veenkades en waterkeringen.
Roofvis als kreeftenpredator
In het buitenland wordt al enkele
decennia roofvis ingezet om de groei
van ongewenste kreeftenpopulaties
in te dammen. De inzet van forelbaarzen
(Micropterus salmoides) in
combinatie met het extra afvangen
van kreeften resulteert in Amerika
zelfs vier jaar na beëindiging van
deze activiteiten, nog in een reductie
van de kreeftenpopulatie van bijna
100 procent.
Ook een aantal inheemse
vissoorten blijken uitstekende
predatoren van rivierkreeften, zoals
aal, baars, Europese meerval en snoek.
Dit geldt ook voor de in Nederland
ingeburgerde snoekbaars.
Aal blijkt de rode Amerikaanse
rivierkreeft actief te bejagen.
In Frankrijk vormde deze kreeftensoort
tijdens twee van de vijf studie-jaren de helft van het aal-dieet.
Voor grote aal was dit zelfs tot 63
procent. De grootte van de kreeften
is een beperkende factor voor de
predatiedruk, aangezien aal een
voorkeur heeft voor kleine en recent
vervelde kreeften met een zacht
uitwendig skelet. In Nederland wordt
momenteel de effectiviteit van aal als
kreeftenbestrijder in kleine (geïsoleerde)
amfibiewateren onderzocht.
Baars, een opportunistische roofvis
die in Nederland in vrijwel alle
zoetwatertypen voorkomt, is eveneens een belangrijke predator van
rivierkreeften. Kreeften passen hun
gedrag zelfs aan in de aanwezigheid
van deze vis door zich minder in
open water te begeven en meer te
gaan schuilen. Baarzen kunnen zich
in zeer korte tijd specialiseren in
prooien die veel voorhanden zijn.
Naar verwachting draagt de ontwikkeling van een goede baarsstand
dan ook bij aan het in toom houden
van uitheemse kreeftenpopulaties.
De Europese meerval is de laatste
jaren weer in opmars in de Nederlandse
binnenwateren en plant zich
daar ook weer voort. Ongewervelde
bodembewonende diersoorten,
waaronder kreeften, vormen een
belangrijk deel van zijn dieet. De Europese meerval is nachtactief
en past zijn foerageergedrag net
als baars aan op het voedselaanbod.
In het stroomgebied van de Ebro in
Spanje bestaat zijn dieet veelal uit
rode Amerikaanse rivierkreeften.
Waarschijnlijk heeft de opkomst van
de Europese meerval nu al bijgedragen
aan de afname van de gevlekte
Amerikaanse rivierkreeft in de Rijn.
Gezien zijn opportunistische foerageergedrag kan deze soort een
dominante predator van verschillende
geïntroduceerde kreeftensoorten
worden.
Ook de snoek kan een belangrijke
predator van rivierkreeften zijn.
In Spanje is rode Amerikaanse
rivierkreeft zijn belangrijkste prooi.
Ruim 70 procent van de onderzochte
snoeken eet deze kreeftensoort.
Snoek lijkt een voorkeur te hebben
voor grotere kreeften (4-9 centimeter)
en grotere snoeken eten
grotere kreeften.
De snoekbaars is in Nederland
geïntroduceerd maar wordt als een
ingeburgerde soort beschouwd.
Deze vissoort komt vooral voor in
de grotere en diepere wateren en
eet met name kleinere kreeften.
Snoekbaars vormt daarom in grote
wateren een goede aanvulling op
roofvissoorten die grotere exemplaren
van rivierkreeften eten.
Beheerscenario’s
Op veel plekken in Nederland is
de draagkracht van aquatische ecosystemen voor uitheemse rivierkreeften
momenteel zeer hoog.
Invasieve rivierkreeften gedijen dan
ook goed in onnatuurlijke, verstoorde
habitats met weinig predatoren.
Omdat uitroeiing van wijdverspreide
kreeftensoorten in het uitgebreide netwerk van waterlopen in Nederland niet meer als realistisch wordt beschouwd, zijn zes strategieën voor populatiebeheersing van rivierkreeften geformuleerd:
- geen maatregelen treffen en vertrouwen op natuurlijke regulatieprocessen van kreeftenpopulaties
- commerciële kreeftenbevissing door beroepsvisserij conform het Masterplan van het ministerie van LNV
- commerciële kreeftenbevissing met aanvullende kreeftenvangst door waterbeheerders en benutting door sportvissers en andere vrijwilligers met ontheffingen voor de vangst
van invasieve kreeften
- biologisch beheer van invasieve kreeften door introductie van soort-specifieke ziekten
- chemische bestrijding van kreeften
- en verbetering van de ecologische robuustheid en
veerkracht van watersystemen
Brede, diepe en rechtgetrokken waterlopen met steile oevers vormen optimaal habitat voor invasieve rivierkreeften maar niet voor inheemse vissoorten.
De haalbaarheid en effectiviteit van deze strategieën zijn beoordeeld aan de hand van een zogenaamde multicriteria analyse (MCA). Daaruit blijkt dat strategieën 3 en 6 het hoogst scoren. Alleen natuurlijke populatieonderdrukking door roofdieren zal momenteel niet volstaan om de ongewenste ecologische gevolgen van invasieve kreeftensoorten te voorkomen.
Een effectieve en duurzame beheersing vereist ook ecologisch herstel van watersystemen op stroomgebiedsniveau. Deze aanpak verkleint enerzijds de voorkeurhabitat van kreeften en faciliteert anderzijds juist de populaties van hun predatoren (roofvissen, watervogels en zoogdieren).
Natuurlijke, robuuste en veerkrachtige ecosystemen met natuurvriendelijke oevers en helder water zijn essentieel voor alle levensstadia van roofvissen en stimuleren daarmee de ontwikkeling van grote vitale populaties van deze kreeftenpredatoren.
Oeverholen van rivierkreeften kunnen in hoge dichtheden voorkomen in onnatuurlijke steile oevers. Dijken en waterkeringen kunnen hierdoor ernstig beschadigd raken.
Een veelbelovende aanpak van
invasieve kreeften combineert beide
hoogst gerangschikte beheerscenario’s
volgens de MCA. Dit omvat enerzijds
het vergroten van de robuustheid en
veerkracht van aquatische ecosystemen
en anderzijds de intensieve
commerciële visserij van rivierkreeften
met aanvullende kreeftenbevissing
door waterschappen en
natuurbeheerders – liefst in
samenwerking met vrijwilligers
(sportvissers) gedurende een lange
periode op plaatsen met een hoog
risico (bijvoorbeeld gebieden met
kwetsbare dijken en oevers) en in
kwetsbare of moeilijk toegankelijke
waterlopen die niet geschikt zijn
voor de commerciële visserij.
De baars is een predator van exotische rivierkreeften.
Oplossing en acceptatie
De combinatie van bovengenoemde
beheerscenario’s wordt als meest
kansrijk ingeschat voor het duurzaam
onderdrukken van populaties
invasieve kreeftensoorten tot een
niveau waarbij geen ongewenste
effecten meer optreden. Roofvis
speelt hierin een belangrijke rol en
zal ook profiteren van het ecologisch
herstel van watersystemen.
Anno 2020 moeten we echter ook
accepteren dat uitheemse rivierkreeften
onze wateren vrijwel zeker
nooit meer gaan verlaten. Uiteindelijk
ontstaat een nieuwe balans in
het ecosysteem waarin deze soorten
een plek krijgen maar niet domineren.
Het grootste risico op nieuwe – en
zelfs grotere – problemen zijn nog
altijd (al dan niet bewuste) uitzettingen van uitheemse soorten
op nieuwe plekken met alle gevolgen
van dien. Binnen de gehele EU is
meer aandacht nodig voor maatschappelijke
bewustwording en
preventie van de introductie van
nieuwe potentieel invasieve
uitheemse rivierkreeftsoorten.
Mede door de introductie van exotische rivierkreeften is de inheems Europese rivierkreeft in Nederland nagenoeg uitgestorven.