Niet-inheemse vissoorten (kortweg exoten) kúnnen de hengelsport verrijken – denk aan roofblei en snoekbaars – maar schaden ook vaak de inheemse natuur. Hoe houden we zicht op al die ‘vreemdelingen’ en wat voor averij richten ze zoal aan? Frank Spikmans, senior projectleider Vissen bij Stichting RAVON, geeft tekst en uitleg.
Waarom wij Nederlanders
traditioneel zo nauwkeurig
onze vissoorten documenteren?
Een goede vraag – ik
zou het eigenlijk niet weten”, besluit
Spikmans na een korte overpeinzing.
“Maar dát we er bedreven
in zijn, staat vast.”
Zojuist heeft
hij geschetst hoe wetenschappers
al sinds eeuwen nauwgezet de verspreiding
van vissoorten in kaart
brengen. “Mede door de opmars van
online portalen in combinatie met
meetprogramma’s van de overheid sinds eind jaren ’90 hebben we nu de verspreiding van exoten in onze wateren goed in beeld."
Frank Spikmans, senior projectleider bij Stichting RAVON
"Dat begon overigens subtiel, maar is inmiddels flink geëscaleerd: van de huidige 75 Nederlandse zoetwatervissen zijn er 31 exoot (ruim veertig procent) en daarvan worden er zeker twintig regelmatig aangetroffen. Daarbij tel ik ook soorten als karper mee, al kun je daarover discussiëren. De overheid beschouwt soorten die zichzelf al meer dan honderd jaar in standhouden als ingeburgerde exoot.”
Opportunistische jagers
Uitzettingen, ballastwater van schepen
en nieuwe waterwegen zoals
het Main-Donaukanaal (gegraven
in de jaren ’90) zijn allemaal ‘ingangen’
voor exoten. Maar zolang
die zich niet op eigen kracht handhaven
– zoals een uitgezette gup in
een poldersloot – is er meestal weinig
aan de hand.
“Het wordt pas
problematisch als een exoot zich
voortplant en de eerste populatie
explodeert ten koste van inheemse
soorten. Dan spreken we van een invasieve
exoot.” Als voorbeeld noemt
Spikmans de Amerikaanse zonnebaars,
een opportunistische jager
die met name in poelen en vennen
veel schade aanricht. “Daar vreet
dat visje vaak in no time alle amfibieëneieren
weg waardoor onder
meer salamanders – die toch al onder
druk staan – in enkele jaren verdwijnen.”
De zonnebaars is een
opportunistische jager die
veel schade kan aanrichten.
Dat ook concurrentie om
voedsel en schuilplaatsen een bedreiging
kan zijn, bewijzen de exotische
grondels (o.a. de zwartbek-,
marmer- en Kesslers grondel) waar
sportvissers vaak over klagen. Spikmans:
“Die hebben door hun vergelijkbare
levenswijze de inheemse
rivierdonderpad goeddeels uit de
Maas verdrongen.”
Verspreiding ziekten
Ook de verspreiding van ziekten is
een bedreiging. “Zoals het coronavirus
nu de mensheid teistert, brengen
exoten onder water regelmatig
ziektes en parasieten mee”, aldus
Spikmans.
“De blauwband, die van
oorsprong uit China komt, draagt
bijvoorbeeld een eencellige parasiet
bij zich die hemzelf niet schaadt
maar veel Europese inheemse soorten
wel. Onder meer bij het vetje en
de tiendoornige stekelbaars treedt
daardoor massale sterfte op, zo
blijkt uit onderzoek van mij en collega’s.
Het lastige van exotische visziekten
is dat we ze maar moeilijk
kunnen traceren. Daardoor komt
een ingreep vaak ook veel te laat.”
De blauwband draagt een
parasiet bij zich waaraan
veel Europese inheemse
vissoorten sterven.
Hybridisatie – het vierde gevaar –
ontstaat als exoten met inheemse
soorten kruisen waardoor de zuivere inheemse soort steeds zeldzamer
wordt, aldus Spikmans. “In Nederland
is dat bijvoorbeeld met de
kroeskarper gebeurd.”
Waarnemingen melden
Exoten kunnen dus flinke problemen
geven. Wat kunnen sportvissers
doen? “Wij zijn vooral heel blij
met alle meldingen van bijzondere
vissen, bij voorkeur via de apps
MijnVISmaat of
Waarneming.nl”,
aldus Spikmans. “Die waarnemingen
komen terecht in de centrale
Nationale Databank Flora en Fauna
(NDFF) nadat ze zorgvuldig zijn
gevalideerd. Hoe meer meldingen,
hoe completer en accurater ons landelijke
beeld van exoten dus wordt
en hoe sneller we desgewenst kunnen
ingrijpen als ergens een nieuwe
soort opduikt.”
Spikmans prijst ook
de komst van nieuwe apps zoals de
VISsenscanner van Sportvisserij Nederland,
die vissoorten herkent door
het ‘scannen’ van foto’s. “Dat soort
middelen zijn niet alleen leuk voor
sportvissers en andere natuurliefhebbers,
maar helpen ons als onderzoekers
ook om de biodiversiteit
nog betrouwbaarder te meten.”
Voorkomen i.p.v. genezen
Spikmans sluit af met de oproep
om de inheemse natuur – waaronder
vis – nog beter tegen exoten te
beschermen. “Uit een rapport uit
2008 bleek al dat de bestrijding van
exotische dier- en plantensoorten
in Europa – waaronder de waternavel,
muskusrat en Amerikaanse rivierkreeft
– maar liefst 12,7 miljard
euro per jaar kostte. Waarschijnlijk
ligt dat bedrag inmiddels vele malen
hoger, want er zijn sindsdien alleen
aar exoten bijgekomen.
Maar
los nog van die kosten zouden we
veel terughoudender moeten worden
met het ‘uitnodigen’ van nieuwe
exoten. De (relatief) vrije handel,
verscheping en het onachtzaam loslaten
ervan in de natuur moeten we
op zijn minst beperken. Het spreekwoord
‘voorkomen is beter dan genezen’
geldt zeker voor exoten en bij
de bescherming van inheemse vis.”