De lijst met vissoorten die in ons zoete en zoute water voorkomen, wordt steeds langer. Een van de meest recente nieuwkomers langs de kust is de paganelgrondel. Dit is met recht een ‘new kid on the block’: hij zuigt zich met zijn buikvinnen vast aan blokken en stenen.
Foto: Janny BosmanHoewel hij van een afstandje veel op
andere ‘nieuwe’ grondels lijkt, onderscheidt de paganelgrondel zich door
de geel-oranje streep op de voorste rugvin.
In de paaitijd – deze loopt van april
tot juni – zijn de mannetjes een stuk
donkerder gekleurd, waardoor deze
streep nog meer opvalt. Gobius paganellus
– zoals de Latijnse naam van het visje
luidt – is verder te herkennen aan de bolle
wangen, volle lippen en de buikvinnen
die vergroeid zijn tot een zuignap.
Daarmee kan hij zich stevig vastzuigen
aan stenen en andere harde ondergrond.
Het is dan ook niet geheel toevallig dat
de Britten hem rock goby noemen. Ook
tussen het zeewier voelt hij zich trouwens
thuis.
Wereldburgers
Het verspreidingsgebied van dit markante
visje is bijzonder uitgestrekt: grofweg
van Schotland tot Senegal. Daarnaast
komen ze voor in de Zwarte Zee,
Middellandse Zee en zelfs in de Indische
Oceaan. Een echte wereldburger dus.
Toch werd het visje pas in 2003 voor het
eerst in Nederland waargenomen.
De
laatste jaren krijgt Sportvisserij Nederland
echter steeds meer meldingen van
hengelvangsten binnen. Dit kan deels
worden verklaard omdat het soortenjagen
en light rock fishing in ons land nog
niet zo lang geleden een grote vlucht
hebben genomen. De paganelgrondel
komt inmiddels algemeen voor langs
onze kustlijn.
Getijdenzone
Paganelgrondels leven in de getijdenzone
langs de kust, al kan de soort ook
goed overleven in de brakwaterzone.
Een belangrijke voorwaarde is wel dat
er sprake is van een stenige bodem of de
aanwezigheid van grote stenen, keien
of blokken zoals je die bij pieren, havenhoofden
en strekdammen aantreft.
De
Oosterschelde, havenhoofden van Scheveningen
en pieren van IJmuiden zijn
van dit soort plekken. Hier tref je ook
soorten als de
slijmvis,
gehoornde slijmvis,
botervis en
zeedonderpad aan. Als
je die haakt, weet je dus dat je qua stek
goed zit. Sla trouwens ook de getijdenpoeltjes
zeker niet over.
Klein aas
Hoewel de oudst geregistreerde paganelgrondel
tien jaar was, worden ze niet
groot: met 12 tot 13 centimeter heb je het
wel gehad. Gebruik dus een klein haakje
en vis met een dunne lijn. Qua aas
hoef je niet ingewikkeld te doen: kieskeurig
zijn de grondels allerminst. Een
stukje zager, zeepier, reepje vis, garnaaltjes
en zelfs een stukje spek zijn allemaal
bewezen aassoorten. Met kunstaas kan
het ook. Gebruik in dat geval hele kleine
kunstwormpjes – die van Isome en Berkley
werken bijvoorbeeld goed.