Over het gedrag en de leefwijze van glasaal in zee is nog veel onbekend. Bekend is wel dat na de metamorfose van larve tot glasaal op de helling van het continentaal plat, de glasaaltjes richting estuaria en riviermondingen migreren.
Hierbij is sprake van een dynamische omgeving, met talrijke gradiënten in diepte, zoutgehalte en stromingen. De migratie van de glasaal is onder deze condities een complex biologisch fenomeen en stelt hoge eisen aan het oriëntatievermogen.
Uit een compilatie van onderzoeksgegevens, blijkt dat de glasaal hierbij verschillende prikkels en zintuigen gebruikt, zowel in de ruimte als in de tijd. Op iedere ‘stap’ van de reis, gebruikt de glasaal een combinatie van waarnemingen, gerelateerd aan de heersende fysische en hydrologische kenmerken.
Het vermogen om zich te oriënteren is zowel flexibel als adaptief. Voor de migratie maakt de glasaal gebruik van oriëntatie op de maan, het aardmagnetisch veld, chemische signaalstoffen (geurstoffen, zout) en rheotaxis (stroming, getij).
Oriëntatie op de combinatie van de maan en het magnetisch veld domineert in het eerste deel van de reis. In het middendeel vooral geurstoffen en het magnetisch veld en nabij het estuarium de combinatie van geurstoffen, rheotaxis (stroming, selectief getijdetransport) en imprenting van het magnetisch veld.
Glasaaltjes bezitten een inwendig kompas, waarmee zij bijv. ook de magnetische richting van getijstromen kunnen bepalen en inprenten. Ook beschikken zij al over een goed ontwikkeld reukorgaan, waarmee zij geurstoffen uit het zoete water al in de zee kunnen waarnemen.
Door voortdurend de combinatie van meerdere signalen te detecteren, weet de glasaal waar hij/zij zich in zee bevindt en in welke richting de migratie richting het zoete water moet worden voortgezet.
Bron: Cresci, A. (2020). A comprehensive hypothetis on the migration of european glass eels (Anguilla anguilla). Biol. Rev. 2020 000-000 (open access).