Met zijn gevaarlijk ogende gebit lijkt de zeeprik rechtstreeks afkomstig uit een slechte horrorfilm. Maar niets is minder waar: deze bijzondere ‘vis’ bevolkt al sinds mensenheugenis onze rivieren. Prikken zijn 360 miljoen jaar geleden – ruim voor de dinosauriërs – ontstaan en sindsdien nauwelijks veranderd. Daarom worden ze ook wel als levende fossielen gezien.
De zeeprik (Petromyzon marinus) is eigenlijk geen echte vis, maar behoort tot de klasse van de rondbekken – ook wel kaakloze vissen genoemd. In tegenstelling tot vissen hebben ze geen botten en kaken, maar een skelet van kraakbeen en een ronde mondschijf met daarin tientallen in cirkels geplaatste tanden. Met de zeven ronde kieuwopeningen en een speciale neusopening kunnen zeeprikken water door de kieuwen laten stromen wanneer ze vastgezogen zitten op een prooi of steen.
Bloed en vlees
De larven van zeeprikken zijn blind en lijken enigszins op wormen. Ze leven in slibbodems van rivieren, waar ze zich voeden met voedseldeeltjes die ze uit het water filteren. Na drie tot acht jaar, bij een lengte van zo’n 20 cm, metamorfoseren ze tot jonge, zilverkleurige zeeprikken.
Ze laten zich dan met de stroming mee afzakken richting riviermondingen en kustzones. Hier ‘parasiteren’ ze op grotere vissen zoals zalm en kabeljauw, maar soms ook op walvissen en zeehonden. Ze zuigen zich daarbij met hun scherpe raspschijf vast op het slachtoffer en voeden zich daarna met diens bloed en vlees.
Verkeerde afslag
Wanneer ze twee tot drie jaar later volwassen zijn en groter gegroeid, trekken ze in het voorjaar de grote rivieren weer op om te paaien. De paai vindt plaats in de bovenlopen van snelstromend water, boven grind of stenen. Door met hun zuigbek stenen op te pikken en te verplaatsen, maken ze een grote nestkuil met een doorsnede tot wel 1,5 meter.
Volwassen zeeprikken vinden de paaiplaatsen mede op basis van feromonen (geurstoffen) die de larven uitscheiden. Het komt daarbij geregeld voor dat zeeprikken een verkeerde afslag nemen en verdwalen. Zo werd afgelopen juni in de grachten van Leiden het volwassen exemplaar op bovenstaande foto aangetroffen, terwijl die daar gedesoriënteerd aan de oppervlakte zwom.
Niet vangbaar
Volwassen zeeprikken hebben een slangachtig, groengrijs tot geelbruin lichaam met donkere marmertekening en worden 70 tot 90 cm lang – met 120 cm als maximum. Ze komen voor langs de Noord-Atlantische kusten, Oostzee, Noordzee en aangrenzende rivieren, zoals de verschillende takken van de Rijn en Maas. Door dammen, sluizen en waterkrachtcentrales zijn veel natuurlijke
trekroutes in Nederland moeilijker toegankelijk.
De zeeprik is dan ook zeldzaam geworden en staat op de Rode Lijst als ‘gevoelig’ aangemerkt. Regelmatig spoelen bovendien dode exemplaren aan langs de rivieren, onder andere door toedoen van scheepsschroeven en waterkrachtcentrales. Zeeprikken zijn niet vangbaar aan de hengel, óf je moet het geluk hebben een vis te haken waaraan zich een zeeprik heeft vastgezogen.