Als gevolg van de vergrijzende bevolking is het medicijngebruik in Nederland – net als in de rest van de wereld – de laatste decennia flink gestegen. Via het riool komen daardoor ook steeds meer resten van medicijnen in het oppervlaktewater terecht. Hoe kan dat de visstand schaden en wat kunnen we aan dit probleem doen?
"Nee, we gaan medicijnen natuurlijk niet verbieden”, klinkt het gekscherend door de telefoon. Dat de resten ervan toch echt een groeiend probleem zijn, erkent toxicoloog Caroline Moermond (47) volmondig. “Opgeteld komt ieder jaar tenminste 190.000 kilo aan medicijnresten in het water terecht. Dat schaadt niet alleen het (onder)waterleven, maar bemoeilijkt ook onze drinkwaterbereiding.
Rioolwaterzuiveringen en drinkwaterinstallaties zijn er namelijk niet op gemaakt om medicinale stoffen uit het water te halen. De steeds drogere zomers – met bijkomende lage waterstanden – versterken het probleem, want daardoor zijn de medicijnconcentraties in het oppervlaktewater vaak nog eens extra hoog.”
Door de gootsteen
Het probleem bij de bron aanpakken
zal een flinke uitdaging zijn,
legt Moermond uit. “Er is niet één
bron, het zijn er meerdere. Ten eerste
scheiden mensen medicijnresten
uit via hun ontlasting en urine en ten
tweede blijft van veel medicinale
zalven en gels maar een fractie op
de huid achter. De rest gaat via het
handen wassen, douchen en via de wasmachine door de gootsteen. Diclofenac, de pijnstillende stof in
zalfjes voor mensen met artritis, komt bijvoorbeeld op die manier in het water terecht."
Moermond gaat verder: "Het verkeerd weggooien van geneesmiddelen – de derde bron – is al net zo’n hardnekkig probleem omdat mensen bijna altijd ‘teveel’ medicatie meekrijgen, voor als ze iets morsen. De resterende pillen en vloeibare antibiotica worden vervolgens vaak door het toilet gespoeld, zoals ze het in films zien. Je wilt eigenlijk dat mensen die terugbrengen naar de apotheek.” Moermond schetst dat het overgrote deel van de medicijnresten uit huishoudens komt en niet uit ziekenhuizen, die slechts voor 5 tot 10 procent van het totaal verantwoordelijk zijn."
Lange termijn
Gevraagd naar de ecologische schade
van medicijnresten, schetst
Moermond een breed palet aan
stoffen die elk hun eigen effecten
hebben. Pijnstillende stoffen zoals
diclofenac leiden tot weefselschade
bij vissen, antibiotica verstoren
vooral de balans in algen – omdat
sommige algensoorten er beter tegen
kunnen dan andere – en van
antidepressiva is bekend dat ze gedragsveranderingen
kunnen veroorzaken
bij watervlooien en kreeftjes.
“Dat is het complexe van medicinale
stoffen”, vat Moermond samen.
“Ze tasten ogenschijnlijk subtiel, op allerlei niveaus en vaak pas op
termijn het onderwaterleven aan,
waarbij het ook nog eens om relatief
kleine hoeveelheden gaat. Dat is
voor mensen veel minder 'tastbaar’
dan zoiets als een plotselinge vissterfte
na een grote giflozing of
riooloverstort.”
Onvruchtbare vissen
Daar waar veel medicijnresten
vooral klein (onder)waterleven
schaden, kunnen hormonen in medicijnen
vissen rechtstreekser raken.
“We zien steeds duidelijker dat
hormoonverstorende stoffen bij
mannetjesvissen tot vervrouwelijking
leidt, waardoor ze minder
vruchtbaar worden”, aldus Moermond.
“Een teveel aan hormonen leidt tot de vorming van eileiders
rondom de teelballen en eicellen in
de zaadballen. Ook gaat de kwaliteit
van het hom (vissenzaad) achteruit.”
Als voorbeeld noemt ze een
studie in Engeland van enkele jaren
geleden, waarvoor in de buurt van 51 rioolwaterzuiveringen
blankvoorns werden
onderzocht.
Een kwart van alle vissen
vertoonde tekenen van vervrouwelijking
en in sommige rivieren
was dat zelfs honderd procent. Hormoonverstorende
stoffen zitten al
jaren overal in het oppervlaktewater,
maar uitgangen van rioolwaterzuiveringen
zijn bekende ‘hotspots'. “Dus is het in elk geval zaak om
daar de zogenaamde rwzi-waarde aan te passen”, aldus Moermond.
Ketenaanpak
Hoe is dit complexe probleem te
‘grijpen’? Moermond pleit voor een
brede aanpak en is dan ook blij met
de Ketenaanpak die in Nederland
in 2016 werd gestart. Daarin werkt
de hele keten – van drinkwaterbedrijven
tot waterschappen, ziekenhuizen,
apothekers, huisartsen en
de farmaceutische industrie – samen
om het probleem aan te pakken.
Moermond: “We doen allemaal
wat we binnen onze mogelijkheden
kunnen en wijzen niet naar elkaar,
zo is de afspraak. Juist omdat deelname
vrijwillig is, gebeurt er volgens
mij heel veel. Bij het
RIVM werkten we onlangs mee aan een bijscholingsmodule
voor artsen met adviezen en richtlijnen
bij de verstrekking van medicijnen.
Dat sloeg geweldig aan: in
no time kregen we daarvoor tachtig
aanvragen binnen. De welwillendheid
in de keten komt volgens mij
door een normverschuiving: duurzaamheid
is echt een thema geworden
in de praktijkvoering. Als
iedereen kritischer kijkt naar de
ontwikkeling en toelating van medicijnen,
het voorschrijven en gebruik
ervan en naar afval en zuivering,
kunnen we volgens mij samen een forse verbeterslag maken.”