Uitgespoelde snoekbaarzen hebben bij het huidige beheer van de Haringvlietsluizen beperkt kans om terug te keren naar het Haringvliet. Dat blijkt uit onderzoek van VisAdvies en Sportvisserij Nederland.
Uit sonaronderzoek in 1997 bleek dat bij de Haringvlietdam per dag circa 1.000 tot 2.000 kilo aan zoetwatervis naar zee uitspoelt. De meeste van deze zoetwatervissen gaan dood in zeewater. Het ministerie van Economische Zaken verleende daarom decennialang vergunningen aan beroepsvissers om snoekbaars te mogen oogsten aan de zeezijde van de Haringvlietdam.
Overlevingskansen
Toch bestond het vermoeden dat uitgespoelde zout-tolerante soorten (snoekbaars, snoek, karper en baars) wel degelijk goede overlevingskansen hebben. Bij hoge rivierafvoeren van de Rijn is het water aan de zeezijde van de Haringvlietdam brak (soms zelfs zoet) en eerder onderzoek heeft aangetoond dat zeeforel en zalm vanuit zee ook het Haringvliet in kunnen zwemmen.
Recent zenderonderzoek bevestigt dit vermoeden: van de 67 gemerkte snoekbaarzen werd van elf individuen (19%) intrek naar het Haringvliet vastgesteld (Rijnafvoer tussen 1.885 en 3.678 m³/sec). Negen lukte dit via de vissluizen, twee gingen via de scheepvaartsluizen van Stellendam.
Kierbesluit
Uitgespoelde snoekbaarzen moeten dus niet per definitie als verloren worden beschouwd. Het advies is daarom ook de visserij op snoekbaars aan de buitenzijde – met sleepnetten, ook gedurende het gesloten seizoen – te herzien. Het recente zenderonderzoek
maakt onderdeel uit van het Droomfonds Haringvliet en fungeert als nulmeting van het huidige lozingsprogramma Haringvlietsluizen.
Dit zal worden herhaald na invoering van het kierbesluit. De opening in de Haringvlietdam in 2018 betekent dus niet alleen een nieuwe kans voor trekvissen om te kunnen zwemmen tussen zoet en zout water, maar vergroot ook de overlevingskans voor uitgespoelde vissen zoals snoekbaars.