(Bron: Visionair 41) Door de aanleg van vele sluizen en gemalen en de afsluiting van de Lauwerszee in 1969, verdween de natuurlijke verbinding tussen de zee en het achterland. Dit was desastreus voor trekvissen. Sinds 2012 werken Hengelsportfederatie Groningen Drenthe en Waterschap Noorderzijlvest samen aan het herstel van dit unieke systeem. Dit biedt kansen voor riviertrekvissen, in het bijzonder voor de zeeforel.
De basis voor het project Zeeforel
Lauwersmeer is het herstel van het
beeksysteem van de bovenloop tot
aan de zee. Het gaat daarbij om
habitatherstel en het verbeteren
van ecologische verbindingen. Voor
de zeeforel is het streven uiteindelijk
te komen tot een zichzelf in
stand houdende populatie. Een
belangrijk nevendoel is het stimuleren
van de economie. Een goede
zeeforelpopulatie is namelijk een
belangrijk toeristisch-recreatief
product.
Het zeeforelproject wordt inmiddels
gedragen door een brede
coalitie van beheerders en belangenbehartigers.
Naast de Hengelsportfederatie
Groningen Drenthe zijn
dit Sportvisserij Fryslân, Waterschap
Noorderzijlvest, Staatsbosbeheer,
Sportvisserij Nederland,
gemeente Dongeradeel en de
Waddenvereniging.
De meeste beken zijn weer optrekbaar voor vissen als de zeeforel. Zeeforel in de Waddenzee
Zeeforel komt van origine onder
meer voor in de Waddenzee. De
kleinere beken die vanuit Nederland,
Duitsland en Denemarken in
de Waddenzee uitkomen, zijn allen
zandbeken. In de meeste van deze
beken was de zeeforel uitgestorven.
Maar de laatste jaren zijn
de bestanden in veel van de (zand)
beken in Duitsland en Denemarken
herstellende. Dit komt door verbetering
van de migratiemogelijkheden
en het herstel van paaibedden
in combinatie met de
herintroductie van zeeforel.
De Noord-Drentse beken maken
hydrologisch en ecologisch gezien
deel uit van het Waddengebied. Plangebied
Het plangebied waar het project
Zeeforel Lauwersmeer zich
afspeelt, strekt zich uit van de
bovenlopen van het Peizerdiepsysteem
tot in de Waddenzee. In
een natuurlijke situatie maken
verschillende vissen gebruik van
dit gehele systeem. Verschillende
levensfasen doen zich in de
verschillende deelgebieden voor.
In grote lijnen kunnen er, vanuit het
perspectief van de zeeforel gezien,
drie deelgebieden worden onderscheiden
die in verschillende
levensfasen een cruciale rol
spelen.
Bovenlopen
In de bovenlopen van de beken
vindt de paai plaats. Deze beken
zijn twee tot drie jaar het opgroeigebied
totdat de vissen naar zee
migreren. Voor de paai zijn plekken
in de beek nodig waar grind
aanwezig is tot het broed vrijzwemmend
is. Bij zalm en zeeforel
wordt snel gedacht aan bergbeken
en watervallen. Maar de zeeforel
maakt ook gebruik van kleine,
smalle beekjes met fijner
substraat voor de voortplanting.
Juist die kleine, smalle beken zijn
ideale paai- en opgroeigebieden
voor zeeforel. De Noord-Duitse en
Deense Waddenzee-beekjes zijn
wat dat betreft vergelijkbaar met
de Noord-Drentse beken.
In het opgroeigebied moeten
schuilplaatsen aanwezig zijn.
Bijvoorbeeld in de vorm van waterplanten
of ingevallen hout. In de
bovenlopen is grover bodemmateriaal
sporadisch aanwezig. Voor de
paai van zeeforel, maar ook van de
rivierprik, is dit momenteel onvoldoende.
In het kader van de
hermeandering
kan grind worden
gebruikt als natuurlijk materiaal
om het verval van de beek op te
vangen. Door de herinrichting van
de beken zal de stroomsnelheid
toenemen. Hierdoor zal er een
gevarieerd systeem ontstaan van
ondieptes, stroomkommen en
onderspoelde oevers. Tevens zal er
een natuurlijke schifting komen
tussen fijn en grof bodemsubstraat.
Door de herinrichting van
het Groote Diep en Oostervoortsche
Diep komt de komende jaren
voldoende paai- en opgroei-areaal
voor zeeforel beschikbaar.
De eerste zeeforelletjes worden onder veel belangstelling uitgezet.
Midden- en benedenlopen
De midden- en benedenlopen van
de beken zijn van belang als migratieroute.
Eerst als de smolts
migreren van de paai- en opgroeigebieden
naar het estuarium en
zee. Voor de tweede keer als de
volwassen vissen terugkeren naar
de geboorteplaats voor de voortplanting.
Belangrijk in de trekroute
is dat deze in twee richtingen
passeerbaar is, ook eventuele
stuwen. De hoofdstroom moet
daarom eenduidig zijn en zoveel
mogelijk de historische route
volgen. De waterkwaliteit van de
midden- en benedenloop moet
voldoende zijn gedurende de
periode dat de forel er doorheen
trekt.
Lauwersmeer en Waddenzee
Het Lauwersmeer vormt de overgang
tussen de beken en de
Waddenzee. De smolts komen
vanuit het Reitdiep in het
Lauwersmeer en via de sluizen bij
Lauwersoog kunnen de forellen de
Waddenzee intrekken. De zeeforellen
kunnen zowel in het
Lauwersmeer als in de Waddenzee
verblijven. Van zeeforel is bekend
dat deze relatief dicht in de buurt
van de monding van de geboorterivier
verblijft. Zeker als er een
brakke zone aanwezig is, is
dit positief, zowel wat betreft
de waterkwaliteit als de
voedselomstandigheden. Brakke
zones zijn meestal hoog productief en bieden het ideale biotoop voor de zeeforel. Een brakke overgangszone rondom het sluiscomplex
zou een enorme winst
betekenen voor vis.
Zandbeek
Het Peizerdiep is een zandbeek,
waarin plaatselijk grover bodemmateriaal
aanwezig is. Van nature
komt grover stenig materiaal voor
in sommige bodemlagen in de
omgeving van Peize. Wanneer
water langs een zandpakket
stroomt, wordt het zand weggespoeld
en ontstaat ter plaatse een
bank met grof zand en fijn grind.
Ook grotere stenen als zwerfkeien
komen veelvuldig voor in Drenthe.
De aan te leggen grindbedden zijn
klein in vergelijking met het totale
systeem. Deze zijn meer te vergelijken
met de voorden (doorwaadbare
plaatsen) die altijd aanwezig
zijn geweest in de beken.
De afgelopen
decennia zijn in Drenthe veel
stuwen vervangen door vispassages
en zijn er voorden hersteld,
ook in het Peizerdiep. Het Groote
Diep wordt momenteel in het kader
van de herinrichting Roden-Norg
weer meanderend en stromend
gemaakt. Er worden in totaal
negentien drempels in de vorm van
grindbanken aangelegd in
opdracht van de Landinrichtingscommissie.
Naast passage dienen
deze drempels ook als paaiplaats.
Naast stenen wordt er ook met
hout gewerkt. Voordeel van deze
materialen is dat na aanleg
eenvoudig en zonder kosten
aanpassingen kunnen worden
gedaan om de werking te optimaliseren.
Waterkwaliteit
De waterkwaliteit van de bovenlopen
van het Peizerdiep is
momenteel voldoende voor de
zeeforel. Wel is het belangrijk een aantal
punten te bewaken. Zo zijn forellen
en veel andere beekvissoorten
koudwatersoorten. De watertemperatuur
mag daarom in de zomer
niet hoger worden dan zo’n 30 °C.
Door aanplant van beekbegeleidende
begroeiing kan beschaduwing
van de beek ervoor zorgen dat
de watertemperatuur niet te hoog
wordt. Daarnaast kan een te hoog
ijzergehalte een negatief effect
hebben op vis. In het kwelwater is
ijzer opgelost dat oxideert als dit
grondwater in contact komt met
lucht. Aan de andere kant zorgt
kwelwater voor een verlaging van
de watertemperatuur.
Uitzetplan
Voor de realisatie van een zeeforelpopulatie
moeten kleine zeeforellen
worden uitgezet nabij de
toekomstige paaiplekken. Hiervandaan
moeten de vissen zelf de
route naar zee vinden. Tijdens
deze tocht leert de zeeforel de
juiste route (imprinting), zodat de
volwassen vissen de paaiplaats
weer kunnen terugvinden (homing).
Bij herintroductie van zeeforel is
het belangrijk om het juiste
ecotype (stam) te gebruiken. De uit
te zetten vis moet afkomstig zijn
van beken die geografisch zo dicht
mogelijk bij Noord-Drenthe liggen.
Het moeten in ieder geval vissen
zijn die uit relatief zanderige laaglandbeken
komen, die uitmonden
in de Waddenzee.
Zeeforellen uit
Noord-Duitsland zijn hiervoor het
meest geschikt, eventueel uit
Zuid-Denemarken.
In het algemeen geldt dat hoe
kleiner de vis is die wordt uitgezet,
des te beter deze zich aanpast aan
de plaatselijke omstandigheden.
En voor zeeforel: des te beter is de inprinting van de geboorterivier. Daarbij zijn de kosten van kleine vis veel lager dan die van grotere vissen. Een belangrijk nadeel van het uitzetten van kleine vis is dat de natuurlijke verliezen hoger kunnen zijn.
De auteur met een zeeforel uit het Lauwersmeer. Verspreid uitzetten
Bij het uitzetten van zeeforelbroed
is het belangrijk om dit verspreid
over het gebied uit te zetten. Zo
dicht mogelijk bij het geschikte
habitat, zodat de forelletjes op
korte afstand een geschikte
opgroeiplek kunnen vinden. Als
uitzetlocatie voor het broed zijn
het Oostervoortsche Diep en de
nieuw aangelegde grindbedden in
het Groote Diep op dit moment het
meest geschikt. Aan alle belangrijke
parameters wordt voldaan.
De overleving van zeeforel is
verschillend per levensstadium en
hangt mede af van de plaatselijk
heersende omstandigheden. Een
erg warme zomer met lage waterstanden
en hoge watertemperaturen
zal bijvoorbeeld een negatief
effect hebben op de overleving.
Monitoring
Om het succes van de uitzettingen
van zeeforel te bepalen en indien
mogelijk maatregelen te nemen,
worden gedurende het project
verschillende monitoringen uitgevoerd.
De eerste monitoring van de
visstand zal plaatsvinden driekwart
jaar nadat het eerste broed
is uitgezet. In het paai- en opgroeigebied
worden door middel van
elektrobevissing de overleving,
groei en verspreiding van de kleine
zeeforellen gevolgd. Later in het
project zal gekeken worden welke
route de smolts volgen op weg naar
het Lauwersmeer. Waarschijnlijk
zal dit gedaan worden met behulp
van fuiken langs de trekroute. Voor
deze monitoring worden vrijwilligers
ingezet om bijvoorbeeld dagelijks
de fuiken te legen en de vangst
te noteren. Door het waterschap
zal de reguliere maandelijkse
monitoring van de waterkwaliteit
worden uitgevoerd en voor de
Kaderrichtlijn Water onder meer
de monitoring van de macrofauna.
Op de schop
Het project Zeeforel Lauwersmeer is
enkele jaren geleden gestart met de
aanleg van grindbedden. Gedurende
het project wordt het gehele systeem
op de schop genomen. De vrije migratiemogelijkheid
van de bovenloop van
de beken naar zee is verbeterd. Grote
delen van de beken zijn gehermeanderd.
Er is veel meer dynamiek en er
zijn dus meer natuurlijke processen
als afkalving en aanslibbing van
oevers. Er is een grote variatie aan
microhabitats ontstaan. Gevolg
hiervan is dat flora en fauna in brede
zin meeprofiteren van al deze veranderingen.
De macrofauna zal meer divers
en passend zijn bij een stromende
dynamische beek. Vogels zoals ijsvogels
en waterspreeuwen, profiteren
van de verbeterde inrichting evenals de
begeleidende vissoorten zoals
bermpje, rivierprik en beekdonderpad.
Inmiddels zijn er twee keer zeeforelbroedjes
uitgezet in de bovenlopen
en grote zeeforellen in het
Lauwersmeer. Dit gebeurt allemaal
op kleine schaal. Voor het totale
project is bij het Waddenfonds
subsidie aangevraagd. Als die gelden
worden toegezegd, kan het project
groots worden aangepakt.
Het Lauwersmeer vormt een prima leefgebied voor volwassen zeeforel.