Wist jij dat de vijfdradige meun ook wel de gewone meun wordt genoemd omdat hij van alle meunensoorten in de Noordzee het meest voorkomt? En toch is Ciliata mustela niet zo gewoon. Met zijn rugvin ‘ruikt’ hij namelijk of er gevaar dreigt.
De vijfdradige meun is een vis uit de orde der kabeljauwachtigen. Het is een vrij kleine soort, die gemiddeld 17 tot 20 cm lang is en hoogstens een lengte van 25 cm bereikt. Deze roofvis heeft een langgerekt, slangachtig lichaam – voorzien van hele kleine en tere schubben – en vijf tastdraden op zijn kop: één op de kin, twee bij de voorste neusgaten en twee op de bovenlip. Bijzonder kenmerkend zijn de twee rugvinnen. De eerste bestaat uit één normale vinstraal, gevolgd door een rij van 50 tot 60 zeer korte vinstralen die een beetje verzonken liggen in een groef op de rug. De tweede is een lange, normale rugvin die 45 tot 56 vinstralen telt.
Rugvin vol receptoren
Met die eerste rugvin is iets bijzonders aan de hand. Deze is met een ritme van drie tot vier ‘beats’ per seconde constant in beweging. Het ziet eruit alsof een stokje door het water wuift. Zo creëert de vijfdradige meun een constante waterstroom over de groef met daarin de rij zeer korte vinstralen. Die bevatten zo’n 12.000 zenuwcellen en zijn bedekt met tussen de drie en zes miljoen receptoren. Daarmee kunnen ze slijmsporen van andere vissen waarnemen. Hoe sterker dit signaal, hoe heftiger de oligoville chemoreceptorcellen reageren. Op basis van proeven in het laboratorium hebben wetenschappers daarom het vermoeden dat dit systeem dient als een mechanisme om predatie te voorkomen. Is er een sterk slijmspoor van kabeljauw in de buurt, dan is het tijd om een schuilplaats tussen de rotsen op te zoeken.
Smaakpapillen en tastdraden
Om zijn kostje bij elkaar te scharrelen maakt de vijfdradige meun gebruik van smaakpapillen op andere vinnen en op de tastdraden. Ook de relatief grote en gevoelige ogen helpen om zijn prooien te identificeren en lokaliseren – de meun is vooral actief bij een lage lichtintensiteit. Is de prooi dicht genoeg in de buurt, dan wordt die snel naar binnen gezogen in de grote bek. Het dieet van volwassen meunen bestaat vooral uit garnalen, maar ze eten ook weekdieren en kleine vis. In de zomermaanden verblijven vijfdradige meunen dan ook in de kustwateren, getijdengebieden en riviermondingen in de Noordzee. Het zijn bodemvissen die bij laagwater vaak in de ondiepe getijdenpoelen achterblijven. Ze trekken in de late herfst achter de garnalen aan, naar dieper water en paaien daar in de winter tussen maart en mei.