Diep water is in de wintermaanden vaak een pre om bij daglicht wijting te kunnen vangen. Voor de kust van Walcheren ligt de vaargeul Oostgat – en daarmee diep water – binnen werpbereik. De steile kleirand langs deze geul maakt het de strandvisser echter niet gemakkelijk. Erik Hollestelle (24) laat bij Dishoek de do’s & don’ts van deze visserij over het randje zien.
Vastberaden daalt Erik Hollestelle eind december de steile trap van de duinovergang bij Dishoek af. Aangekomen op het maagdelijke strand dat het terugtrekkende water heeft achtergelaten, markeren zijn voetstappen een spoor richting het midden van het vak dat aan weerszijden door twee palenrijen wordt begrensd. “Uit ervaring weet ik dat dit een redelijk schone stek is”, zegt de fanatieke wedstrijdvisser. “Het bodemverloop langs dit gedeelte van de Walcherse kust is vrij grillig. De vaargeul bevindt zich niet ver uit de kant – het lijkt soms of de passerende schepen binnen werpbereik komen – en op sommige plekken vind je behoorlijk steile kleiranden. Als je niet oppast, trek je daar de boel op kapot.” Vandaar dat hij zijn sessies hier steevast rondom laagwater vist. “Met hoogwater wordt het lastig om dieper water te bereiken en is de hoek die je lijn maakt zo groot dat je sneller in de kleirand terechtkomt.”
Lees
hier het volledige artikel.