In 2021 worden voor de KRW-planperiode 2022-2027 nieuwe stroomgebiedsplannen en bijhorende maatregelenprogramma’s vastgesteld. In een serie van drie artikelen geeft Sportvisserij Nederland haar visie op de komende planperiode. In dit laatste artikel staat visvriendelijk beheer en onderhoud centraal.
De Kaderrichtlijn Water (KRW)
verplicht alle lidstaten de nodige
maatregelen te nemen om voor alle
Europese wateren een goede chemische
en ecologische toestand te bereiken.
Elke zes jaar worden hiertoe stroomgebiedsbeheerplannen
opgesteld.
In de
afgelopen planperiode is een groot aantal
maatregelen uitgevoerd, waaronder de
aanleg van natuurvriendelijke oevers,
vispassages en overige inrichtingsmaatregelen.
Ook was er aandacht voor
beheer, zoals visvriendelijk sluis- en
stuwbeheer, (gering) flexibel peilbeheer
(IJsselmeer), de aanpak van riooloverstorten
en mest- en spuitvrije zones.
Cruciaal bij het opstellen van de nieuwe
maatregelenprogramma’s is het inventariseren van de resterende knelpunten.
Natuurvriendelijke oevers vormen een belangrijk opgroeigebied van vissen.
Levenscyclus
Voor een duurzame visstand is het van
belang dat vissen hun gehele levenscyclus
kunnen volbrengen: van geboorte
tot paai moeten ze voedsel kunnen
zoeken, vrij kunnen migreren, schuilgelegenheid
vinden én kunnen overwinteren. Aangezien waterbeheer al
deze aspecten beïnvloedt, is het zaak
om waterbeheer goed af te stemmen
op de levensvoorwaarden voor vis.Maaibeheer en baggeren
In veel Nederlandse wateren neemt de
hoeveelheid waterplanten toe. Hoewel
ze onmisbaar zijn voor een gezonde
visstand, is een overvloed ervan schadelijk voor zowel de visstand als de
bevisbaarheid. Het dichtgroeien van
wateren verhindert niet alleen de aan-en
afvoer van water, maar kan ook
nadelig zijn voor de zuurstofhuishouding.
Daarom is het maaien van planten
steeds vaker noodzakelijk.
Belangrijk is om per watertype de
meest geschikte en visvriendelijke maaimethode te kiezen. Maaien kan namelijk tot aanzienlijke problemen voor vissen leiden. Grove maaimethodes, met name de maaiboot maar ook de maaikorfmethode met steeds bredere
maaikorven, leveren vaak schade op
aan de visstand als gevolg van fysiek
contact met maaiapparatuur, vis die
met het maaisel op de oever terechtkomt,
zuurstoftekort als gevolg van
bodemomwoeling en het verdwijnen
van schuilplaatsen voor jonge vis.
Met grove methodes worden vaak alle
water- en oeverplanten verwijderd
waardoor een kale, troebele bak water
overblijft. Veel beter is het om een kwart
van de vegetatie te laten staan zodat er
voldoende fauna en vishabitat overblijft.
In het ideale geval worden oevers om en
om, in delen en/of gefaseerd, gemaaid.
Dit geldt ook in het najaar, zodat er in
de winter schuilplaatsen blijven bestaan.
Ook het tijdstip van maaien is van
belang. Wachten met maaien tot het water volledig is dichtgegroeid, maakt dat de vis niet meer kan vluchten en vaak met het maaisel op de kant terechtkomt, beschadigd raakt of zelfs gedood wordt door maaimessen.
De wijze van uitvoeren speelt een grote
rol in het beperken van de schade.
Onder meer de snelheid van maaien, beroering van de bodem en het nalopen
van het maaisel zijn van invloed op de
schade. Daarvoor is het voorlichten van
veldmedewerkers van belang. Maaien
zou nooit bij hoge watertemperaturen
(>25° Celcius) moeten gebeuren. Al deze
aandachtspunten gelden overigens ook
voor baggerwerkzaamheden.
Wanneer wateren dichtgroeien is beheer noodzakelijk. Daarbij dient niet te worden gewacht totdat een water volledig is dichtgegroeid.
Waterkwaliteit
Een goede waterkwaliteit is voor vissen
van levensbelang. In de afgelopen
planperioden van de KRW stond daarbij
het terugdringen van nutriënten
(stikstof en fosfaat) voorop. In diverse
wateren is inmiddels geen sprake meer
van eutrofiëring, maar eerder van een
nutriëntentekort. Dit geldt bijvoorbeeld
voor het IJssel- en Markermeer, zoals
blijkt uit het wetenschappelijk eindadvies
Autonome Neergaande Trendstudie in
het IJsselmeergebied.
Uit een studie
van onderzoeksbureau B-Ware is gebleken dat de lage nutriëntconcentraties
in de Loosdrechtse Plassen de groei van
riet beperken. Hoge nutriëntenconcentraties
in Nederland zijn nu nog vooral
het gevolg van uitspoeling van (kunst)
mest, de afbraak van veen, nalevering
uit de bodem of voedselrijke kwel.
Wat nu aandacht vraagt zijn microverontreinigingen
zoals bestrijdingsmiddelen,
medicijnresten en plastic.
Uit diverse onderzoeken is gebleken dat
dergelijke stoffen het gehele aquatische
voedselweb zwaar kunnen aantasten,
onder meer door chronische blootstelling
aan deze stoffen.
Ook de afname van insecten – waarbij
er steeds meer aanwijzingen zijn dat
bestrijdingsmiddelen zoals neonicotinoïden
een rol spelen – heeft effect op
vissen, omdat zij vaak in één of meer
levensstadia afhankelijk zijn van insecten
als voedsel. De impact op de allereerste
levensstadia is het grootst, omdat vis
met een zeer kleine bekopening alleen
zeer kleine organismen kan eten. Als
deze voedselbronnen onder invloed van
verontreinigingen in omvang afnemen
of verdwijnen, kan rekrutering van
vissoorten verslechteren met gevolgen
voor de hele vispopulatie.
Voor bodemvissen zoals de aal vormen stoffen als
PCB’s en dioxines op een aantal plaatsen
in de grote rivieren nog steeds een
bedreiging. Van zowel micro- als nano-
plastics is nog niet bekend bij welke
concentraties effecten op het ecosysteem ontstaan, maar het is wel een
probleem dat steeds meer zorgen baart.
Andere bedreigingen voor vis zijn
riooloverstorten, (verontreinigde)
baggerstort in diepe plassen en te hoge
watertemperaturen door onder meer
koelwater en scheepvaart. Ook is recent
gebleken dat de vergunningverlening
soms geen goede waterkwaliteit voor
bijvoorbeeld drinkwater kan garanderen.
Bij de aanpak van verontreinigingen
bestaat de voorkeur voor bronmaatregelen
boven andere maatregelen.
Waterplanten zijn belangrijk voor een vissoort als de zeelt.
Migratie
De meeste vissoorten trekken van
het ene deelhabitat naar het andere,
met name voor hun voortplanting,
het zoeken van voedsel, schuilen voor predatoren of het overwinteren. Riviervissen trekken stroomop- en stroomafwaarts, sommige soorten trekken ook naar zee en terug.Via aangepast beheer is met de
migratiebehoefte van vissen rekening
te houden. Te denken valt aan:
- flexibel gemaalbeheer (bij een visvriendelijk gemaal, inzet lokstroom);
- aangepast beheer waterkrachtcentrales
(uitschakelen in de
voornaamste trekperiode);
- aangepast beheer schutsluizen
(loze schuttingen).
Visvriendelijk beheer is ook in zoet-zoutovergangen
toe te passen, zoals
de recent gerealiseerde kier in de
Haringvlietdam laat zien. De timing
en duur van zulk beheer moeten wel
voldoende zijn voor trekvissen: een kier
als de vis niet trekt heeft geen nut.
In hun jongste stadia foerageren en
leven riviervissen vaak in ondergelopen
uiterwaarden en zijwateren. Daarom is
het belangrijk dat deze opgroeigebieden
bereikbaar zijn.
Door het programma
Ruimte voor de Rivier zijn langs de grote
rivieren diverse maatregelen genomen
zoals vergraving van uiterwaarden en
de aanleg van nevengeulen en
langsdammen.
Vissen profiteren van
het verbinden van deze gebieden bij
verschillende – met name lage –
waterstanden.
De maaikorf, een veelgebruikte maaimethode, is schadelijk voor vissen.
Peilbeheer
Omdat de Nederlandse wateren in een
keurslijf zijn geperst, zijn vloedvlaktes,
zoet-zoutovergangen en meren met een
natuurlijk peilfluctuatie, verdwenen.
Door riviernormalisaties, de Deltawerken,
kunstwerken en een op de
landbouw toegesneden peilbeheer, is
de natuurlijke dynamiek verdwenen.
Sluipend en verborgen onder de zichtbare problemen van de waterverontreiniging,
verdwenen daarmee ook goeddeels de processen die van nature een
goede en gezonde visstand garanderen.
In de huidige stroomgebiedsbeheerplannen
zijn nauwelijks maatregelen
genomen om een natuurlijker oppervlaktewaterpeilbeheer
te realiseren.
Slechts op enkele wateren worden (te)
beperkte peilfluctuaties toegelaten.
Natuurlijker oppervlaktewaterpeilbeheer
is cruciaal om de voortplanting van
vissoorten zoals snoek en kwabaal in
het vroege voorjaar mogelijk te maken.
Speciale aandacht vraagt ook het
verlagen van het waterpeil in maart en
april om landbouwgronden begaanbaar
te maken voor landbouwmachines.
Natuurvriendelijke oevers die daardoor
droogvallen, verliezen hun ecologische
functie. Extra wrang is dat daarbij in de
zomer gebiedsvreemd water nodig is
om te zorgen dat de gebieden niet
verdrogen.
Het vasthouden van water
in het voorjaar in combinatie met een
aangepaste landbouw kan een oplossing
bieden. Daarnaast zijn peilfluctuaties
cruciaal voor een natuurlijke aanvoer
van voedingsstoffen en organisch
materiaal vanaf het land, waarna ze in
het water worden opgenomen in de
voedselketen en zorgen voor de natuurlijke productie van vis.
Met behulp van de harkboot kunnen wateren visvriendelijk worden gemaaid.
Geen inrichting zonder beheer
Natuurvriendelijke oevers kunnen als
paai- en opgroeigebied een belangrijke
rol hebben voor vissen. Essentieel
daarbij is wel dat deze oevers zo worden
aangelegd dat ze geschikt zijn voor
vissen en dat de oevers goed worden
onderhouden. Dat vraagt om een goed
onderhoudsplan met aandacht voor
vegetatie, baggerophoping, verlanding
en beschoeiingen. Beheer en onderhoud
zijn overigens net zo belangrijk
voor andere inrichtingsprojecten.Ook moeten de aspecten monitoring
en evaluatie van inrichtingsmaatregelen,
bijvoorbeeld of de vispassage
goed functioneert, een vast onderdeel
vormen van dergelijke projecten.
Samengevat kan worden geconcludeerd
dat er nog veel werk aan de
winkel is, hoeveel er ook al bereikt
is sinds het begin van het KRW-programma.
Sportvisserij Nederland hoopt daarom dat waterbeheerders de
komende planperiode meer rekening
houden met:
- visvriendelijk maaibeheer;
- verbetering van de waterkwaliteit
door maatregelen vooral te richten op
het terugdringen van verontreinigingen
in plaats van het verder terugdringen
van nutriënten;
- de migratiemogelijkheden van vissen
ook te verbeteren door het aanpassen
van het beheer van sluizen, stuwen
en gemalen;
- meer prioriteit geven aan natuurlijk
peilbeheer door water in het voorjaar
langer vast te houden en waterpeilen
in de loop van het jaar langzaam
te laten zakken. Aanpassing in
landbouw is daarbij waarschijnlijk
noodzakelijk.
- meer aandacht geven aan het onderhoud van inrichtingsmaatregelen
zodat de functie voor vis ook op de
lange termijn behouden blijft.
Gelukkig zijn er nog volop mogelijkheden
om met beter beheer en
onderhoud het ecosysteem én
daarmee de onwikkelingsmogelijkheden
van de vis te verbeteren.
(Bron: Visioniar 56, juni 2020)