In 2017 deed het Mulier Instituut onderzoek naar redenen van jeugdige sportvissers om te starten en stoppen met vissen. Wat bleek? Gezelligheid en de sociale contacten die het vissen met zich meebrengt, staan met stip op 1. Toen mijn overbuurjongen Quintin Jong (15) vroeg of hij – bij gebrek aan een vismaat – een keertje met mij mee mocht snoeken, was een afspraak dus snel gemaakt.
Omdat vooral de leeftijdscategorie
15 tot 20 jaar qua
‘sportvisserij-deelname’ de laatste
jaren een duidelijke dip toonde, ben
ik wel benieuwd naar de belevingswereld
van zo’n 15-jarige sportvisser. “Ik heb nog nooit
een snoek gevangen. Al meerdere malen geprobeerd,
maar niks gevangen. Ik woon ook in Reeuwijk”, stuurde
havo-3-leerling Quintin me onlangs in een ‘dm’
via Instagram. Nou ben ik geen professioneel visgids,
maar dit moet toch wel lukken!
Schoenmaat 49
Vrijdag 21 februari is het zover. Na storm Ciara en
Dennis, dreigt storm Ellen zich nu aan te dienen. “Het
is erg winderig vandaag, maar qua temperatuur en
wolkendek is het prima snoekweer”, praat ik Quintin
direct moed in als hij vijf huizen verder de deur opendoet.
Aangezien ik hem nog niet eerder in levende
lijve heb ontmoet, sta ik eventjes te kijken. Omhoog,
welteverstaan. “Haha, ja ik ben 1.93 meter”, zegt mijn
vismaat voor vandaag. ‘Wat heb je voor schoenmaat
joh? Maat 46?!’ Quintin: “Hád ik maar 46. Ik heb maat
49”, lacht hij.
Slappe hengel
De volgende vraag is hoe het kan dat Quintin in het
waterrijke Reeuwijk nog geen snoek heeft kunnen
vangen? “Geen idee, misschien ligt het aan mijn hengel?”
Dat is een slappe composiet Silstar-stok model
jaren ’80 die al krom gaat als je er naar kijkt. In combinatie
met de nylon hoofdlijn op de molen is het niet
de ideale set om goed de haak goed te kunnen zetten.
De forse, bolvormige plug in de speld is voor het bescheiden formaat poldersnoekjes dat in de doorgaans kniediepe slootjes huist ook ietwat aan de grote kant. Daarom hang ik een tandemspinner aan zijn stalen onderlijn en heb ik voor de zekerheid ook mijn eigen spinstok – een strakke hengel – bij me.
Onooglijk slootje
Pal voor Quintin’s oude basisschool beginnen we onze
snoeksessie in een onooglijk slootje. Toch is dit niet te
onderschatten, want hier pak ik eigenlijk altijd wel een
snoekje. Hoewel de harde wind het inwerpen er niet gemakkelijker
op maakt, moet het Quintin hier gaan lukken.
‘Snoeken is zoeken’, zeg ik nadat de eerste worpen
niks opleveren. Als Quintin even verderop met de wind
mee een mooie worp maakt, zien we plots een flits bij
zijn spinner. De slappe hengeltop ten spijt, blijft de vis
gelukkig toch plakken. Het mini-snoekje van 40 cm is te
klein voor de kieuwgreep en pak ik dus met natte handen
bij de nek uit het water. “Yes, mijn eerste snoek!”,
galmt het over de Mossenbuurt in Reeuwijk-Brug.
Nieuw PR
“Hier heb ik jaren op school gezeten, maar ik had nooit
verwacht dat in dit slootje gewoon snoek zwemt”,
klinkt het verbaasd. Vijftig meter verderop vergrijpt opnieuw
een snoek zich aan zijn spinner, maar deze spartelt
meteen weer los. “Dit was 100% zeker een nieuw
PR snoek voor je”, zeg ik grappend tegen Quintin. Om
hem te laten ervaren hoeveel meer je voelt met een wat
strakkere hengel, overhandig ik hem mijn eigen spinset.
“Dat vist inderdaad veel lekkerder”, zegt de Reeuwijker
terwijl zijn spinner opnieuw wordt aangevallen.
Dit keer staat hij wel op scherp en volgt er ook een soort
van aanslag. Met 55 hele centimeters is deze vangst een nieuw PR – en dat al na slechts een klein half uurtje vissen.
Gaan én blijven vissen
Quintin’s eerste snoeken zijn binnen:
missie geslaagd, dus ook bij mij als
‘gids’ is de druk nu enigszins van de ketel. Uit hetzelfde jeugdonderzoek bleek immers dat ‘de spanning van
het vangen van een vis’ op een goede tweede plaats
staat (na sociale contacten) als reden voor kids om te
gaan – en vooral om te blíjven – vissen. Als je nooit wat
vangt, werkt dat natuurlijk niet motiverend. “Heel af en
toe ga ik wel met mijn vader naar Tom’s Creek om op
steur te vissen. Maar hier in Reeuwijk heb ik helaas niet
echt visvrienden of vismaten om mee op pad te gaan”,
stipt Quintin het kantelpunt aan waarop de sportvisserij
rond de leeftijd 15-20 jaar veel jeugd ‘kwijtraakt’.
‘Vis-gang’
Dan stopt er een groepje van vijf jonge gasten op de
fiets, die mijn kop herkennen van VISblad TV. Deze
jongens vissen ook. Bijvoorbeeld Idse, die slechts twee
straten verderop blijkt te wonen. “Er zijn in de buurt
dus meer vissende leeftijdsgenoten dan je denkt”, zeg
ik tegen Quintin. “Hoe vaker je gaat vissen, des te eerder
kom je vissende leeftijdsgenootjes tegen waarmee
je samen op pad kunt gaan. Dat is wel zo gezellig, en je
kunt bovendien van elkaar leren. Voor je het weet heb
je een hele Reeuwijkse ‘vis-gang’ opgebouwd”, spoor ik
Quintin aan. Wat dat betreft is er in vergelijking met
mijn eigen jeugd gelukkig niet veel veranderd. “Ik weet
wel wat ik morgen ga doen”, klinkt het enthousiast. Een
klein duwtje in de goede richting is vaak al genoeg om
de jeugd te enthousiasmeren voor de hengelsport.