Kaukasische dwerggrondel
Grondels
Knipowitschia caucasica, (Berg, 1916)*
Lengte afgebeelde vis: 3 cm
Lengte tot circa: 5 cm
Toelichting
Herkenning: 1. Ogen hoog in de kop geplaatst. 2. De buikvinnen zijn aaneengegroeid tot een zuigschijf, waarmee de vis zich kan “vastzetten” op een stenige ondergrond. 3. De soort wordt – vergeleken met de overige grondels - gekenmerkt door een stompe kop en een zeer korte neus. 4. Opvallend is de heldergele buik van de vrouwtjes in de paaitijd. De mannetjes vertonen in die periode op de flanken vier tot acht donkere banden. Buiten de paaiperiode vertonen beide donkere, onregelmatig over de flanken verspreide vlekjes.
Verspreiding: Uitheems, voor het eerst in Nederland waargenomen in 2020. Komt tegenwoordig vooral in het benedenstroomse deel van de grote rivieren en de daarmee in verbinding staande wateren voor. Zowel in zoet, brak als zout water. Komt van oorsprong voor in zoet-zout overgangen van de Zwarte Zee, Kaspische Zee, de Zee van Azov en de Egeïsche Zee. Mogelijk is de Kaukasische dwerggrondel in Nederland geïntroduceerd via de lozing van ballastwater van schepen.
Leefwijze: Leeft bij voorkeur in ondiep water op stenige bodems, maar ook op zand. Paait al in het tweede levensjaar meerdere keren per jaar. De eieren worden aan de onderkant van stenen, schelpen, maar ook op ander hard substraat (zelfs zwerfvuil) afgezet. Het mannetje bewaakt de eieren.
Voedsel: Bodemdiertjes als mossels, kreeftachtigen, wormen en kleine vissen.
Naamgeving: Caucasian dwarf goby Kaukasus-Grundel Gobie du Caucase
Een leeg cirkeltje geeft aan dat de vissoort niet in één van de wetten voorkomt.
Meer informatie
* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.