Gehoornde slijmvis
Slijmvissen
Parablennius gattorugine, (Linnaeus, 1758)*
Lengte afgebeelde vis: 0 cm
Lengte tot circa: 30 cm
Toelichting
Herkenning: 1. Slijmerige huid zonder schubben en boven elk oog een vertakte tentakel. 2. Lange, gelijkmatig doorlopende rugvin van kop tot staart en een half zo lange anaalvin. 3. Buikvinnen bestaande uit één stekel en twee of drie vinstralen, ingeplant vóór de forse borstvinnen.
Verspreiding: Oost-Atlantische Oceaan, westelijke en noordelijke Middellandse Zee, zuidelijke Noordzee. Langs de Nederlandse kust zeldzaam, in de Zeeuwse wateren algemener bij stenige dijken (vooral in de Oosterschelde). Ook in de Waddenzee aangetroffen op mosselbanken.
Leefwijze: Leeft langs rotskusten. Volwassen dieren leven tussen rotsblokken op een diepte van 3-30 meter, jonge exemplaren leven in ondieper water tussen het wier. Tijdens en na de paai in maart tot mei bewaakt het mannetje het territorium, waarin meerdere vrouwtjes hun eieren (in rotsspleten) afzetten, totdat deze uitkomen.
Voedsel: Zeeanemonen, weekdieren en wormen.
Naamgeving: Tompot blenny Gestreifter Schleimfisch Baveuse
Een leeg cirkeltje geeft aan dat de vissoort niet in één van de wetten voorkomt.
Meer informatie
* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.