Noorse zandspiering
Zandspieringen
Ammodytes marinus, Raitt, 1934*
Lengte afgebeelde vis: 0 cm
Lengte tot circa: 25 cm
Toelichting
Herkenning: 1. Kleine, lange, slanke, zilverkleurige vis met een spitse snuit, een bovenstandige bek en een sterk uitstulpbare bovenkaak. Verhemelte zonder tanden. 2. Lange rugvin met 55-67 vinstralen, die in een groeve opgevouwen kan worden. 3. Staartvinbasis niet beschubd. De schubben op de buik liggen onregelmatig gerangschikt.
Verspreiding: Noord-Atlantische Oceaan, Noordzee en Oostzee. Langs de Nederlandse kust minder algemeen dan de zandspiering.
Leefwijze: Leeft op een diepte van 10-150 meter veelal ingegraven in de zandbodem, tussen actieve periodes van voedsel zoeken door. Paait van november tot februari. De eieren worden afgezet op en in het zand. De Noorse zandspiering overwintert – behalve tijdens de paai – tot april ingegraven in het zand op een diepte van 20-100 meter.
Voedsel: Vooral dierlijk plankton.
Naamgeving: Raitt´s sandeel Kleiner Sandaal Lançon nordique
Een "V" betekent dat de vissoort in de Visserijwet is opgenomen.
Meer informatie
* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.