Horsmakreel

Herkenning: 1. Twee rugvinnen, de eerste met acht harde stekels. Twee korte stekels voor de anaalvin. 2. Donkere vlek op de kieuwdeksels. 3. Grote kop, grote bovenstandige bek. 4. Zijlijn met een duidelijke knik en met name op het achterste deel verdikte, scherpe schubben.
Verspreiding: Oost-Atlantische Oceaan van Kaap de Goede Hoop tot halverwege Noorwegen, Middellandse Zee, Noordzee. Langs de Nederlandse kust algemeen, vooral in de zomermaanden.
Leefwijze: Leeft vrijzwemmend in scholen, jonge dieren vooral in kustwateren. Paait in het voorjaar, in recente jaren ook in de zuidelijke Noordzee. De eieren worden vrij zwevend in het water afgezet. De larven schuilen vaak onder kwallen.
Voedsel: Vis, inktvis en garnaalachtigen.

* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.