Geep

Herkenning: 1. Langgerekt, licht afgeplat, zilverkleurig lichaam. 2. Lange snavelvormige, bovenstandige bek. 3. Rug- en anaalvin ver naar achteren. De vis heeft groene graten (niet giftig).
Verspreiding: Noordoost-Atlantische Oceaan, Noordzee, Oostzee, Middellandse Zee en Zwarte Zee. Langs de Nederlandse kust algemeen tijdens het zomerhalfjaar. Gepen trekken in de herfst naar open zee.
Leefwijze: Gepen zijn zichtjagers die in scholen aan het oppervlak op kleine vissen jagen. Ze springen uit het water indien belaagd door bijvoorbeeld bruinvissen of ook wel voor de boeg van schepen. Paait van april tot juni in ondiep water. De eieren hechten met kleefdraden aan rotsen en zeewier.
Voedsel: Kleine vis, inktvis en vrijzwemmende kreeftachtigen.

* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.