Schelvis
Kabeljauwen
Melanogrammus aeglefinus, (Linnaeus, 1758)*
Lengte afgebeelde vis: 0 cm
Lengte tot circa: 100 cm
Toelichting
Herkenning: 1. Drie rugvinnen en twee anaalvinnen. 2. Onderstandige bek en één korte kindraad. 3. Grote zwarte vlek op de flanken boven de borstvinnen (met name boven water duidelijk zichtbaar), donkere zijlijn. 4. Voorzijde eerste anaalvin achter de eerste rugvin.
Verspreiding: Noordoost-Atlantische Oceaan, Noordzee en Oostzee. Langs de Nederlandse kust niet algemeen en vooral jonge exemplaren.
Leefwijze: Leeft op een diepte van 30-300 meter. Paait van februari tot juni in water van 5-7°C, met een piek in maart en april. De larven worden door de stromingen over een groot gebied verspreid. Jonge schelvis blijft vrijzwemmend tot augustus, waarna zij naar de bodem gaat.
Voedsel: Vooral bodemdieren (wormen, schelpdieren, kreeftachtigen,
slangsterren), incidenteel ook wel vis.
Naamgeving: Haddock Schellfisch Églefin
Een "V" betekent dat de vissoort in de Visserijwet is opgenomen.
Meer informatie
* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.