Bij het feedervissen op de grote rivieren loopt er regelmatig een blauwneus tussen de vangst van inheemse witvissen door. Ook medewerkers van Sportvisserij Nederland treffen deze exoot steeds vaker aan bij onderzoek op stromend water. De blauwneus komt sinds 1989 in Nederland voor. Pas na 2000 kreeg het aantal meldingen van deze exoot echter wat meer volume, om vanaf 2020 nog verder toe te nemen.
Zo bestond het merendeel van de hengelvangsten tijdens het onderzoek naar de visstand bij de langsdammen in de Waal op sommige dagen uit blauwneuzen. Daar zaten exemplaren bij van ver over de 40 centimeter. Ook dook Vimba vimba op bij een ander onderzoek waar Sportvisserij Nederland bij betrokken is. Bij het legen van de fuiken in de vistrap bij Doesburg – in het kader van het project ‘Swimway Oude IJssel’ – werden begin dit jaar regelmatig blauwneusjes aangetroffen. De blauwneus is dus zeker geen zeldzaamheid meer en zit duidelijk in de lift.
Een kenmerkende vlezige, donkere neus
Gezien het grote aantal jonge blauwneuzen dat in de Nederlandse rivieren voorkomt is het aannemelijk dat deze soort zich hier ook voorplant – en niet enkel uit Duitsland afkomstig is als ‘afzakkers’ uit de Rijn. De toekomst ziet er dus positief uit voor deze soort. Niet iedere sportvisser zal die direct herkennen, maar als je weet waar je op moet letten is dat niet zo moeilijk.
Kenmerkend voor deze soort is de combinatie van
een vlezige, donkere neus en een onderstandige bek. Hij lijkt wel wat op de
sneep, maar die laatste heeft een rechte bek in plaats van een u-vormige bek zoals de blauwneus. Bij jonge exemplaren is de neus nog nauwelijks ontwikkeld, dus is herkenning wat lastiger. Bij twijfel raadpleeg je de VISsenscanner module in
de gratis VISsengids app. Die geeft direct uitsluitsel.
Blauwneus is een liefhebber van de stroming
Voor de sportvisser vormt de blauwneus een mooie aanvulling op het visbestand. Het zijn vaak barbeelvissers die deze soort regelmatig als bijvangst noteren. Dat is niet zo vreemd, want zij presenteren hun aas in (of in de buurt van) de stroomnaad. Daar stroomt het flink en zit er veel zuurstof in het water. Als stromingsminnende soort is de blauwneus ook in die zone te vinden – in het rustige water van het kribvak kom je ze niet snel tegen.
Vang je brasem en voorn? Dan moet je het wat verder weg zoeken. Pakken kolblei of barbeel je maden? Dan zit je goed. De opvallend felle en abrupte bonken op de hengeltop zijn een teken dat je met een blauwneus te maken hebt. Die kan volgens de literatuur 50 centimeter groot worden, maar in Duitsland en Tsjechië zijn al exemplaren tot 55 centimeter gevangen. Het
Nederlandse record van Kees Uittenbogaard staat op 48 cm, dus daar zit nog wel wat rek in.