“Zijn jullie aan het testen of het water wel schoon is?”, horen onderzoekers van Sportvisserij Nederland vaak als ze aan de waterkant een plastic zakje met water vullen. Als we uitleggen dat we aan de hand van DNA kunnen zien welke vissoorten in een water zwemmen, zijn mensen vaak verbaasd. Toch is dit mogelijk met eDNA (environmental DNA).
Sportvisserij Nederland
voert een visserijkundig
onderzoek doorgaans uit
met vangtuigen als netten,
fuiken en elektrovisserij.
Met deze methoden zijn echter
niet alle vissoorten goed te vangen.
Er zijn vissen die zich graag tussen
dichte begroeiing ophouden of zich ingraven in de bodem, zoals de kleine
modderkruiper. Met eDNA kunnen
veel van deze vissoorten toch
worden gevonden. Zelfs als er maar
enkele visjes van een bepaalde soort
rondzwemmen, is de kans groot dat
er in een schepje water DNA van te
vinden is.
DNA filteren
Voor eDNA-onderzoek is ongeveer
één liter water nodig. Dit wordt met
een vacuümpomp door een fijnmazig
filter gezogen waarin DNA achterblijft.
Het filter wordt in een speciale
vloeistof geconserveerd – DNA
wordt namelijk afgebroken door
zuurstof en zonlicht – waarna het
zo snel mogelijk naar een laboratorium
gaat voor analyse. Daar wordt
het met hightech apparaten heel
vaak gekopieerd zodat het DNA beter
te detecteren is.
Labels matchen
De per vissoort verschillende stukjes
DNA van alle Nederlandse zoetwatervissen
zijn voorzien van een
soort microscopisch klein labeltje.
Dit maakt het mogelijk om een
match te maken, aangezien dezelfde
DNA-codes zich graag aan elkaar
binden. Bindt het karper-labeltje
zich aan een stukje DNA in het onderzochte
water, dan is daarin dus
het DNA van een karper aanwezig.
Na de analyse van het water krijgen
we een mooie lijst van alle soorten
die hierin zijn aangetroffen.
Niet zaligmakend
Hoewel deze nieuwe onderzoeksmethode
veel mogelijkheden biedt,
is eDNA nog niet perfect. Zo kun je
niet zeggen of een gedetecteerde vis
groot of klein is, of dat deze überhaupt
nog leeft. Ook over de aantallen
vis van een soort kan geen
uitsluitsel worden gegeven. En vissoorten
kunnen worden gemist.
Voor analyse wordt slechts één liter
water gefilterd, terwijl een plas water
van één hectare en gemiddeld 2
meter diep in totaal 2 miljoen liter
water bevat. Honderd procent zekerheid
bestaat dus niet. Stromend
water is dan ook het meest geschikt
voor eDNA onderzoek, aangezien
het DNA van de vissen hier goed
door het water wordt gemengd.
Toegevoegde waarde
De grootste toegevoegde waarde
van eDNA is dat het een mooie aanvulling
is op normaal visstand onderzoek.
Reguliere vangstmethoden
aangevuld met eDNA onderzoek
zullen het meest complete beeld
van een visstand laten zien. Doordat
deze techniek nog in de kinderschoenen
staat, zal de analyse in de
toekomst nauwkeuriger worden.
Het detecteren van extreem lage hoeveelheden DNA zal verbeteren en er wordt gewerkt aan methoden om de hoeveelheid gevonden DNA succesvol te koppelen aan de aantallen vis van die soort.
Milieu- en visvriendelijk
Meer dan een waadpak en een maatbekertje is niet nodig om het benodigde eDNA onderzoeksmateriaal te vergaren voordat dit wordt bewerkt en naar het laboratorium toegaat. De boot met het minstens drie man sterke onderzoeksteam hoeft niet het water op en de vis hoeft het water niet uit. Een onderzoeksmethode als eDNA is dus vriendelijk voor dier en milieu.
Atlantische forel
Sportvisserij Nederland past eDNA onderzoek toe in
een groot project – Vissen voor Verbinding – waarbij
wordt gewerkt aan de terugkeer van Atlantische forel
(‘zeeforel’) in het Lauwersmeer en beken in Groningen
en Drenthe. Voor een gevoelige soort als forel is deze methode erg geschikt. Na het uitzetten van jonge forellen
wordt om de twee maanden met behulp van eDNA
gekeken op welke locaties de forellen overleven en of ze
zich nog verder verspreiden. Zo kunnen knelpunten in
kaart worden gebracht en oplossingen worden bedacht
zodat in de toekomst weer Atlantische forel te vangen is
in en rondom het Lauwersmeer.