Snoeken zijn echte jagers die hun prooien onderscheppen door gebruik te maken van drie belangrijke hulpmiddelen: de ogen, het zijlijnorgaan en de sensoren in de onderkaak.
Snoek is een zichtjager, dus de ogen spelen vanzelfsprekend een belangrijke rol bij het detecteren van prooien. De ogen van een snoek zijn groot in verhouding tot de kop en zitten – vergeleken met andere vissoorten – ook hoog en vrij ver vooraan op de kop. Met zijn ogen kan de snoek in bijna alle richtingen kijken en ook snel bewegende prooien in zijn blikveld vangen. Daarbij zien snoeken vanwege de positionering van de ogen aan de zijkant van de kop hun prooi meestal eerst maar met een oog.
Bekijk een onderwatervideo met snoek-aanvallen:
Zijlijnorgaan
Naast zicht is ook de zijlijn een belangrijk zintuig om prooien te kunnen vangen. De zijlijn fungeert als een soort tastorgaan om te ‘voelen’ wat er om de snoek heen gebeurt. Dit stelt de snoek in staat om drukveranderingen (bewegingen en trillingen) in het omringende water zeer nauwkeurig waar te nemen, bijvoorbeeld die van een zwemmende prooi. Zo kan heel nauwkeurig worden bepaald waar deze zich ophoudt. De zijlijn is vanwege de tekening van de snoek wat minder duidelijk zichtbaar, maar loopt net als bij andere vissen vanaf de kieuwdeksels tot aan de staartbasis.
Extra sensoren
In zekere zin loopt de zijlijn van de snoek ook door op de kop van de vis. In de onderkaak bevinden zich namelijk aan iedere buitenzijde ongeveer vijf poriën (receptoren). Die zien eruit als een soort kleine putjes en fungeren als sensoren waarmee de snoek hele subtiele trillingen kan waarnemen. Deze organen reageren net als het zijlijnsysteem op mechanische prikkels (drukverschillen). De poriën zijn dermate gevoelig dat zelfs een blinde snoek van 25 centimeter toch prooien kan pakken die zich op 5 tot 10 centimeter van de kop bevinden. Enkele miskleun
Maar zelfs een zo goed voor de jacht uitgeruste roofvis grijpt weleens een keer mis. Dat heeft te maken met de macht van de grote getallen. Bij hoge prooidichtheden is de snoek namelijk minder succesvol. De reden hiervoor is dat de snoek wordt gestoord door het gedrag van de andere aanwezige prooivissen. Die leiden hem met hun bewegingen af van de focus op zijn voorziene buit. Dat is ook precies de reden dat prooivissen bij voorkeur in grote concentraties samenscholen.