De Atlantische steur (Acipenser sturio) behoort tot een ruim 200 miljoen jaar oude diergroep. Deze kraakbeenvissen overleefden de dinosauriërs. Echter, tussen 1920 en 1990 verdween de steur door toedoen van de mens uit vrijwel alle grote rivieren van West-Europa. Het is een geweldige uitdaging om deze oervis met beenplaten en vier snorharen voor uitsterven te behoeden.
Het Wereld Natuur Fonds (WNF), ARK Natuurontwikkeling, Sportvisserij Nederland en Diergaarde Blijdorp
werken hard aan de herintroductie
van de Steur in de Rijn. Dit gebeurt
stapsgewijs en in overleg met de
Franse, Duitse en Nederlandse visserijkundige
instituten en overheden.
In
2012 werden tijdens het vijftigjarig
jubileum van het Wereld Natuur
Fonds 47 gezenderde steuren in de
Rijn vrijgelaten. Deze steurtjes waren
afkomstig van een Frans kweekprogramma.
In 2015 zijn nog eens 53
steuren in deze rivier uitgezet. Dit
ambitieuze herstelplan maakt deel
uit van het project ‘Natuurherstel
Haringvliet’ en wordt vanuit het
Droomfonds van de Nationale Postcode
Loterij mogelijk gemaakt.
Laatste steuren
De Atlantische steur kwam algemeen voor in alle grote rivieren die
uitmonden in de Middellandse Zee en
de Noordoost-Atlantische Oceaan. Dit
maximaal drie meter lange en 300 kilo
zware dier was echter niet opgewassen
tegen overbevissing en de
drastische veranderingen van de
leefomgeving zoals watervervuiling,
kanalisatie, blokkades van migratieroutes
door dammen, stuw- en sluiscomplexen
en de afgravingen van
zand en grind. Hierdoor degradeerden
de belangrijkste foerageer-, paai- en
opgroeigebieden en verdween de
steur overal. Bijna overal, want rond
1985 ontdekten biologen een kleine
relictpopulatie in een beperkt benedenstrooms
deel van het stroomgebied
van de Garonne. Deze rivier sluit
nabij Bordeaux aan op de Dordogne in
het Gironde-estuarium.
Om te garanderen dat deze unieke
dieren niet voorgoed zouden
verdwijnen werden zij resoluut uit de
rivier weggevangen en opgevangen in
grote, thermostabiele waterbassins
met gesloten kweekcircuits. Decennia
later zwemmen zij nog steeds hun
rondjes met een beperkt deel van hun
nakomelingen in het IRSTEA-station
in het plaatsje Saint-Seurin-sur-l’Isle.
IRSTEA, Institut national de
recherche en sciences et technologies
pour l’environnement et
l’agriculture, is een Franse overheidsinstelling
voor landbouw,
visserij- en milieuonderzoek.
Dit bestand herbergt de laatste
steuren, maar elk paaiseizoen worden
in de rivier en het estuarium diverse
opgekweekte jaarklassen uitgezet.
Dit met wisselend succes. De Franse
onderzoekers treffen tegenwoordig in
het Gironde-estuarium van circa 9
kilometer breed en 30 kilometer lang,
honderden steuren aan die zich daar
kennelijk graag ophouden in de getijdenstromingen
en de overgang van
het zoete naar het zoute water. Het
zijn vooral jonge dieren tot ongeveer
anderhalve meter lang. Zij blijven hier
totdat de tijd rijp is om naar zee te
migreren. Volwassen steuren leven
namelijk het grootste deel van hun
leven in zout water. Tijdens hun
omzwervingen zullen zij alleen naar
de rivier van oorsprong terugkeren
om er te paaien, helaas is dat tot op
heden nog niet waargenomen.
Dankzij de beenplaten kunnen steuren tegen een stootje
Beenplaten
Ondanks alle inspanningen is de
steur nog niet gered. Er zijn diverse
redenen voor het trage herstel. De
Atlantische steur wordt zo oud als
een gemiddelde mens en mannetjes
zijn pas geslachtsrijp bij een leeftijd
van 12 jaar, vrouwtjes zelfs pas na
16 jaar. De belangrijkste bedreigingen
in het stroomgebied (zoals
watervervuiling, migratiebarrières,
winning van zand en grind en
bijvangst) moeten blijvend overwonnen
worden en dat gaat helaas
nog steeds moeizaam. Daarbij
speelt de commerciële visserij nog
steeds een belangrijke rol.
Volgens
de online visencyclopedie fishbase.org heeft de steur een zeer lage
weerstand tegen visserijdruk en
kunnen deze op de bodem levende
vissen vrij eenvoudig gevangen
worden door in principe bijna alle
vormen van (bodem)visserij, zoals
staand want, fly-shooters en
boomkor. Dit werd bevestigd in 2012 toen zes (13 procent) van de 47 uitgezette steuren in een maand tijd door garnalenvissers langs de Nederlandse kust werden teruggevangen. Gelukkig overleefden vijf van de zes dit avontuur.
De steur heeft redelijke overlevingskansen, mede dankzij de beenplaten (steuren hebben namelijk geen schubben) is het een sterke vis. Zolang zij op de juiste manier aan boord behandeld worden en snel worden teruggezet is er een grote kans op overleving. Herstel van elke steurpopulatie vraagt dus om een blijvende aanpak van genoemde bedreigingen, maar ook om duidelijke afspraken met de visserijsector.
Belangstelling
Daarnaast is de verspreiding naar
meerdere, andere West-Europese,
rivieren essentieel voor het behoud
van de steur. Hiermee kunnen
verliezen worden ondervangen bij
eventuele calamiteiten in het
Gironde-estuarium (risicospreiding).
Bovendien worden in het
perspectief van schuivende klimaatzones
de noordelijke rivieren zoals
de Elbe en de Rijn van hogere waarde
geacht voor herintroductie dan de
zuidelijker gelegen rivieren.
Genetisch
zijn de Franse steuren geschikt
bevonden voor de rivieren die grenzen aan de Noordzee. Daarom
levert IRSTEA sinds 2007 nakomelingen
uit de reproductie van het
kweekprogramma aan het Duitse
International Gesellschaft zur
Rettung des Störs (GRS). Deze dieren
worden in Berlijn deels gebruikt voor kweek en sinds 2008 ook voor het
seizoensmatig loslaten van jonge
vissen in de Elbe. Door monitoring
van deze dieren, gekoppeld aan een
merk- en terugvang-onderzoek
wordt door GRS en IRSTEA nieuwe
kennis verzameld over het stelselmatig
herbevolken van een andere
rivier dan het Gironde-estuarium.
Joop Bongers , directeur Sportvisserij Nederland geeft samen met de Rangers van het WNF, een van de 53 steuren de vrijheid
IMARES-haalbaarheidsstudie
Is de Rijn eigenlijk wel klaar voor de
steur? Uit Frans onderzoek is
bekend dat de steur paait op dieptes
van 2-10 meter op steenrijke
gronden met sterke stromingen (1,5-
2,0 m/s) bij watertemperaturen
boven 20 °C, en daar beschikt de
Rijn zeker over. Toch, om zo min
mogelijk te hoeven speculeren, heeft
IMARES in een haalbaarheidsstudie
het huidige en toekomstige steurhabitat
in de Rijn in beeld gebracht.
De
waterbodem in het stroomgebied
van de beneden-Rijn is deels
vervuild. De Rijn wordt beheerst
door intensieve scheepvaart (schroeven die een sterke waterverplaatsing teweeg kunnen brengen) en de Rijn heeft een verhoogde gemiddelde temperatuur van 3 °C, opgelopen tussen 1910 en 2010 als gevolg van kanalisatie en lozingen van warm koelwater van energiecentrales.
Toch kent de Rijn vele voordelen boven andere grote, noordelijke West-Europese rivieren. Zodra in 2018 de spuisluizen van de Haringvlietdam door Rijkswaterstaat beheerst op een kier worden gezet, is de Rijn tot in Duitsland vrij van belangrijke barrières voor trekvissen. Via programma’s als ‘Ruimte voor de Rivier’ zijn voorheen losgekoppelde meanders opnieuw uitgegraven en vele van de langs de rivier liggende plassen (grind- en zandwinningen) zijn of worden verontdiept. Verder is de waterkwaliteit duidelijk verbeterd (fosfaat- en nitraatgehaltes zijn gereduceerd). Dat de Rijn mogelijkheden kent voor steuren wordt inmiddels onderschreven door IRSTEA.
Overigens wordt die geschiktheid ook
onderbouwd door de overleving in het
stroomgebied van exotische steursoorten (A. baerrii, A. gueldenstaettii
en A. ruthenus), die illegaal worden
vrijgelaten vanuit tuinvijvers. Exotische
steuren zorgen voor faunavervalsing
en vormen mogelijk een
bedreiging voor herintroductie van de
inheemse soort. Dit omdat steuren een hoge capaciteit tot hybridisatie
vertonen en de meeste soorten daardoor
onderling kunnen kruisen. In
hoeverre dit in een natuurlijke situatie
tot hybridisatie of problemen kan
leiden is echter nog niet duidelijk. Wel
kunnen exoten ziektes meebrengen
die een risico kunnen zijn voor de
inheemse soorten.
Stappenplan
Wat de inschatting van geschiktheid
ook moge zijn, uitsluitend aan het
gedrag en de overleving van de dieren
zelf valt af te lezen of de Rijn inderdaad
klaar is voor de steur. Het herbevolken
van de Rijn met Franse A.
sturio zal in stappen worden uitgevoerd,
door het vrijlaten en monitoren
van telkens jongere leeftijdsgroepen
van vier, twee en één jaar oud. Met
de kanttekening dat deze geplande
aanpak staat of valt met de blijvende
beschikbaarheid van steuren uit het
Franse kweekprogramma. Stap 1.
Bekend is dat steuren van
drie tot vijf jaar (70-100 cm) fysiek
klaar zijn voor de zee. Met de inzet
van deze leeftijdsgroep en het Nedap
Trail Systeem worden stroomafwaartse
migratieroutes geïnventariseerd.
Dit is het belangrijkste doel
van de in 2012 en 2015 gerealiseerde
uitzettingen.
Stap 2.
Steurtjes met een leeftijd van een één á twee jaar (15-22 cm) vinden
hun belangrijkste leefgebied in het
estuarium en acclimatiseren daar in
het zoute water. Doorgaans duurt dit
stadium twee tot drie jaar, hoewel
sommige steuren al de eerste zomer
naar zee kunnen migreren. Het monitoren
van de gedragingen van deze
leeftijdsgroep zou een indruk moeten
geven van de kwaliteit van het benedenrivierengebied
en het estuarium.
Maar ook van de kustzones als potentieel
opgroeigebied.
Stap 3.
De wens is om in 2017 met de
derde stap van start te gaan. Dit via
de introductie van dooierzakbroed
(5-10cm) in een Nederlands kweekstation
dat gevoed wordt met Rijnwater.
De verwachting is dat deze
jonge visjes het rivierwater goed
leren herkennen (‘inprinting’) en dat
zij eenmaal volwassen, vanuit de zee
daadwerkelijk terug zullen keren
(‘homing gedrag’) naar de Rijn.
Migratieonderzoek 2015
Stap 1 heeft inmiddels veel informatie
opgeleverd. Op 10 juni 2015 werden
-onder grote media belangstelling- 53
steuren vrijgelaten in de Waal, op de
grens met Duitsland. De dag na het
evenement werd de uitzetlocatie
uitgekamd om eventueel achtergebleven
steuren te traceren. Dit met een
mobiel Nedap-station. Hier werden
geen steuren meer aangetroffen, een
eerste indicatie voor een directe
migratiedrang naar de Noordzee.
Inmiddels zijn de eerste resultaten
bekend van de detectiestations van het Nedap Trail Systeem en wordt
gewerkt aan een wetenschappelijke
vergelijking van de resultaten met die
van 2012. Op hoofdlijnen kan worden
gemeld dat de vier jaar oude steuren
aanbeland zijn in de Noordzee. Op hun
weg stroomafwaarts gaven de steuren
evenals in 2012 de voorkeur aan
enkele parallel lopende routes
stroomafwaarts die ze vooral naar de
Nieuwe Waterweg bracht. Waarschijnlijk
om te acclimatiseren voordat ze de
Noordzee inzwommen.
In 2012 werden zes steuren gevangen
en gerapporteerd door garnalenvissers.
Wat betreft dit jaar ontbreken
de vangstmeldingen vooralsnog. Het
lijkt er op dat het verplicht gebruik van
een zeefnet door garnalenkotters
(waarmee vis onder water wordt
geloosd) effect sorteert. Daarnaast is
de noodzaak van het op een Kier
zetten van de Haringvlietdam duidelijk
geworden. Door deze maatregel zal
het estuarium van de Rijn (en Maas)
verder in open verbinding komen te
staan met de Noordzee en kunnen de
steuren hier ongestoord acclimatiseren
en opgroeien. Hierdoor kan een
leefgebied ontstaan voor de opgroeiende
steuren dat vergelijkbaar is met
het Gironde-estuarium.