Het overgrote deel van de zoetwatervissers zet hun vangst weer levend en onbeschadigd terug. Het zien wegzwemmen van een grote karper of snoek maakt de beleving van een visdag immers compleet. Toch zijn er ook sportvissers die af en toe graag een vis voor eigen consumptie meenemen. Daar is niets mis mee, mits het binnen de regels blijft.
Voor veel zeevissers is
het meenemen van zelf
gevangen vis – uiteraard
alleen vanaf de minimummaat
en binnen de eventueel
geldende vangstbeperking
– een vanzelfsprekend onderdeel
van het vissen. En laten we eerlijk
zijn: een kakelverse wijting, schar
of zeebaars is niet te versmaden.
Daar hoeven we verder ook niet te
krampachtig over te doen. Maar
waar zit dat verschil met hun zoete
collega’s hem nu precies in?
Snoekbaars
Dat zoetwatervis nauwelijks wordt
meegenomen, komt vooral omdat
ze minder lekker zijn of meer graten
bevatten. Een gebakken brasem,
gepocheerde blankvoorn
of gestoofde
winde haalt het
nu eenmaal
bij lange
na niet bij
een in de
roomboter
gebakken
schar. Uitzonderingen
als de baars en
snoekbaars daargelaten.
Vooral de snoekbaars is een smakelijke en culinair
hooggewaardeerde vissoort.
Individuele meerwaarde
Een andere reden voor het niet
meenemen van zoetwatervis is de
zorg voor het visbestand. Sportvissers
vangen bovendien graag grote
(dus meestal oudere) exemplaren
en vooral in kleine, afgesloten wateren
is het aantal metersnoeken en
megakarpers bijvoorbeeld beperkt.
Daar komt bij dat vooral grote karpers
vaak meerdere keren worden
gevangen, individueel worden herkend
en soms zelfs een eigen naam
krijgen. Deze grote vissen hebben
daardoor een individuele en emotionele
meerwaarde. Komt zo’n specimen
eindelijk op de kant, dan wordt
‘ie met alle egards behandeld en na
het maken van de foto’s weer voorzichtig
teruggezet. Natuurlijk in de
hoop dat deze vis in de toekomst
nog groter wordt en nog een keer op
de onthaakmat belandt.
Catch & Release
Een derde reden voor de ‘catch & release
cultuur’ ligt in de geschiedenis
van de sportvisserij zelf. Halverwege
de vorige eeuw was de visstand
in het binnenwater door vervuiling
en beroepsmatige overbevissing
nog maar een fractie van de
omvang van de huidige visbestanden.
De opkomende sportvisserij
zag daarom al snel het belang van
het weer levend terugzetten van de
vangst. Vooral wijlen Jan Schreiner,
de nestor van de moderne hengelsport,
brak in zijn vele boeken en
publicaties een lans voor het terugzetten
van alle zoetwatervis.
Persoonlijke keuze
Een zelf gevangen vis is tegelijkertijd
het meest eerlijke ‘scharrelvlees’
dat er bestaat. Of het verantwoord
is om vis mee te nemen, is afhankelijk
van de aanwezige visstand en
wordt daarom bewaakt door de kaders
die de Visserijwet en – op het
zoete water – de visrechthebbende
stellen.
Naast minimummaten dien
je je uiteraard te houden aan de
vangstlimieten en terugzetverplichtingen.
Wat dit laatste betreft hebben
veel hengelsportverenigingen
en -federaties een meeneemverbod
ingevoerd voor karper en snoek; en
in sommige gevallen zelfs een totaal
meeneemverbod voor alle vissoorten.
Of je – mits binnen de geldende
regels – nu wel of niet een
visje voor in de pan meeneemt, ziet
Sportvisserij Nederland daarom als
een persoonlijke keuze.
Bron: Hét Visblad - nov 2015