De Noordzeehouting werd wereldwijd als uitgestorven beschouwd, maar dat bleek later tóch niet zo te zijn. Inmiddels is de vissoort terug van weggeweest en sinds de jaren ’90 bezig aan een opmars. Ook voor sportvissers neemt de kans toe om deze bijzondere vis te vangen.
Noordzeehouting heeft een opvallend puntige neus. De grootte daarvan houdt waarschijnlijk verband met het zoutgehalte van het type water waarin hij voorkomt. Bij exemplaren in de Noordzee is de blauwzwart gekleurde neus groter dan bij soortgenoten die in het IJsselmeer blijven. De wetenschappelijke naam Coregonus oxyrinchus verwijst ook naar de neus. In het latijn staat oxys voor spits en rhynchos voor bek of snavel – samen betekent dit ‘spitse snuit’.
Genetisch onderzoek
Vroeger kwam Noordzeehouting in groten getale voor in de Rijn, Maas, Westerschelde, Zuiderzee en Eems-Dollard. Vanaf begin 20e eeuw nam de populatie sterk af door verslechterde waterkwaliteit en riviernormalisaties waardoor geschikte paaiplaatsen verdwenen. Halverwege de vorige eeuw was de vissoort uitgestorven in Nederland. De gedachte dat de soort zelfs wereldwijd was uitgestorven bleek echter onjuist. In het Deense riviertje de Vidå leefde nog een houting die – vanwege zijn licht afwijkende uiterlijk – ook wel grote marene (Coregonus
laveretus) werd genoemd. Deze houtingen zijn in de jaren ’90 uitgezet in de Duitse Rijn en hebben van daaruit ook weer delen van Nederland bevolkt. Recent onderzoek van de Universiteit van Amsterdam heeft aangetoond dat de ‘uitgestorven’ Noordzeehouting genetisch gelijk was aan de tegenwoordig voorkomende grote marene. De Noordzeehouting is er dus nog!
Diadroom
De Noordzeehouting is een diadrome vis: hij migreert tussen zoet en zout water voor het voltooien van de levenscyclus. Houtingen groeien op in brak of zout water. De volwassen exemplaren (40 tot 60 cm lang) trekken in oktober richting het zoete water om daar eind november en in december te paaien. Dat doen ze boven kiezel- of zandbodems in rivieren en in de oeverzones van grote meren. De eitjes hebben door de kou enkele maanden nodig om te ontwikkelen. De jonge dieren laten zich daarna met de stroming afzakken naar de estuaria. Daar is veel voedsel beschikbaar, waardoor ze zeer snel groeien.IJsselmeerpopulatie
De oorspronkelijke populatie trok voor de paai de Rijn op tot in Duitsland en de Maas tot bij Luik. Van de huidige Nederlandse populatie Noordzeehoutingen trekt maar een deel tussen zoet en zout. Zo groeit het overgrote deel van de houtingen in het IJsselmeer – de grootste populatie – daar op en trekken ze voor de paai de IJssel en Overijsselse Vecht op. In Duitsland zijn tot dusver nog geen terugkerende, paaiende exemplaren gesignaleerd. Waarschijnlijk plant het andere deel van de Nederlandse Noordzeehouting zich voort in de Benedenrivieren en groeien ze op in en rondom het Haringvliet en de Voordelta. Het Kierbesluit kan daarom positief uitwerken voor de soort. Die is overigens beschermd, dus dient bij vangst altijd te worden teruggezet.