De kroeskarper is een even bijzondere als zeldzame vissoort, waar het helaas niet zo goed mee gaat. Toch wordt deze oer-Hollandse vis nog regelmatig door sportvissers gevangen. Vrijwel altijd betreft het dan bijvangsten tijdens het witvissen.
Tekst en foto: Jelger Herder
De kroeskarper is een prachtige, inheemse vis die door menig specimenhunter en soortenjager wordt begeerd. Gericht vissen op Carassius carassius is echter geen sinecure. De soort – die als ‘kwetsbaar’ op de Rode Lijst staat – is zeldzaam geworden. Met name het verdwijnen van zijn favoriete habitat (ondiep, plantenrijk, stilstaand water) speelt de kroeskarper parten. Ook het té intensief schonen van sloten en de steeds warmere en drogere zomers – waarbij moerassige wateren zelfs voor de ‘taaie’ kroeskarper te lang droogvallen – helpen niet mee. De kans dat een kroeskarper je aas pakt is het grootst in de veenweidegebieden van de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht. Daar is hybridisatie met karper en de oprukkende giebel echter een bedreiging.
Verwarring
Giebels vormen meteen ook de oorzaak van verwarring: op het eerste oog lijken de twee soorten heel erg veel op elkaar. Op vangstenplatform
MijnVISmaat zien we veel ‘valse’ vangstmeldingen van kroeskarpers die zuivere giebels blijken te zijn. De makkelijkste manier om te checken of er een giebel dan wel een kroeskarper in je net ligt, is de
VISsenscanner functie van de gratis
VISsengids app. Die vertelt je ook de belangrijke verschillen tussen de twee karperachtigen. Zo heeft de kroeskarper een bolle rugvin, maar is die van de giebel hol. Verder heeft eerstgenoemde 33-36 schubben op de zijlijn en de giebel maar 27-32. De flanken van een volwassen kroeskarper zijn vrijwel altijd prachtig bruingoud of haast brons van kleur, terwijl de doorsnee giebel meer zilverkleurig is. Ook is een volwassen kroeskarper hoger van bouw dan een giebel. Hele jonge kroeskarpers hebben zijn bovendien een zwarte vlek op de staartwortel. De kans dat je zo’n heel klein exemplaar aan de hengel vangt is overigens bijzonder klein. Doorgaans vang je zo kroeskarpers van tussen de 15 en 40 cm lang.
Het BNRZ-record kroeskarper staat trouwens op 46 cm.
Extremen
Kroeskarper is uitermate goed aangepast aan de extreme condities in hele ondiepe wateren. Zo kunnen ze goed tegen zeer lage zuurstofconcentraties, zoals in slootjes die ’s zomers dichtgroeien met kroos. Zelfs tijdelijke droogval weten ze te overleven door zich in te graven in de modder. Wanneer wateren in de winter langdurig dichtvriezen, maken ze bovendien een soort antivries (glycogeen) aan. Ook de aan- of afwezigheid van roofvissen heeft effect. Wanneer deze present zijn, ontwikkelen kroeskarpers een hogere rug. Dit is als het ware een groeireactie op de geurstoffen van roofvissen. Dat effect wordt versterkt door natuurlijke selectie: exemplaren met een hogere rug zijn minder predatiegevoelig en hebben dus een hogere overlevingskans.