Overtredingen, feitcodes en boetebedragen

Hieronder staan de meest voorkomende overtredingen die betrekking hebben op de sportvisserij. Ook staan hier de codes die bij deze overtredingen horen (feitcodes) en de boetebedragen. Waar geen bedragen staan vermeld worden deze door de Officier van Justitie vastgesteld.

N.B. de feitcodes zijn alleen van toepassing op particulieren. Bij beroepsmatig handelen moet de opsporingsambtenaar proces verbaal opmaken.

Klik hier (PDF) voor een kort overzicht met overtredingen, feitnummers en boetebedragen.

Vissen zonder schriftelijke toestemming (vergunning)


Zowel een beroeps- als sportvisser moet zijn voorzien van de schriftelijke toestemming van de visrechthebbende (tenzij hij uiteraard zelf de visrechthebbende is, bijvoorbeeld omdat hij de huurder is van het visrecht). Vissen zonder voorzien te zijn van de schriftelijke toestemming van de visrechthebbende is volgens art. 21 van de Visserijwet 1963 verboden.

Dit is strafbaar gesteld in art. 1a van de Wet op de economische delicten (WED) onder 30 bij het vissen met een hengel of peur. Voor het vissen zonder toestemming met andere vistuigen dan een hengel of peur (stroperij) is de strafbaarstelling opgenomen in art. 1a van de Wet op de economische delicten (WED) onder 10. Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode (alleen van toepassing bij sportvissers/particulieren) afhankelijk van hoe er wordt gevist:

  • met één of twee hengels: feitcode H 645a;
  • met meer dan twee hengels: feitcode H645c;
  • met één peur: feitcode H 645 b.

N.B. de visser die de benodigde schriftelijke toestemming wel heeft maar deze niet bij zich heeft, vist niet zonder (voorzien te zijn van) schriftelijke toestemming. Hij is immers wel voorzien van toestemming maar kan deze niet (direct) tonen. Een visser die niet de juiste schriftelijke toestemming kan tonen is echter wel in overtreding; zie hieronder.

Niet op eerste vordering ter inzage afgeven van benodigde documenten

Een visser is verplicht op eerste vordering van een opsporingsambtenaar de benodigde documenten ter inzage af te geven. Kan hij dit om welke reden dan ook niet doen, dan overtreedt hij art. 55, lid 1 van de Visserijwet 1963. De strafbaarstelling is opgenomen in het derde lid van art. 55. Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode: H 647 b. Een visservriendelijke oplossing kan zijn om de visser de gelegenheid te geven zijn toestemming alsnog te komen laten zien.

Overtreden voorwaarden toestemming (vergunning)

Wie vist en daarbij de voorwaarden van de toestemming overtreedt, vist zonder schriftelijke toestemming van de visrechthebbende voor die vorm van visserij. In zowel de Gezamenlijke Lijst van Nederlandse Viswateren als de Kleine Lijst van Viswateren staat boven de algemene voorwaarden ook uitdrukkelijk vermeld dat men geacht wordt zonder schriftelijke toestemming te vissen als men zich niet aan de voorwaarden houdt. Voor de feitcodes en boetebedragen die gelden als men de voorwaarden overtreedt, zie hierboven bij: vissen zonder schriftelijke toestemming van de visrechthebbende.

Overtreden bezitsverbod paling

Bij bijna alle schriftelijke toestemmingen (vergunningen) geldt als voorwaarde dat paling direct in hetzelfde water moet worden teruggezet. Dit geldt ook voor bezitters van de VISpas, de JeugdVISpas en de Kleine VISpas. Heeft iemand in zo'n geval toch paling in bezit, dan betekent dit dus een overtreding van de vergunningsvoorwaarden. Daarnaast is het in bezit hebben van paling in de situatie dat de toestemming (vergunning) dit verbiedt, ook een overtreding van artikel 3.24 van het Besluit natuurbescherming (bezitsverbod beschermde diersoort) in combinatie met artikel 3.38 van de Wet Natuurbescherming.

Het overtreden van de Wet Natuurbescherming en het daarop gebaseerde Besluit Natuurbescherming is een economisch delict op basis van art. 1a onder 10 van de Wet op de Economische Delicten (WED). Bij opzet is sprake van een misdrijf. Zonder opzet is sprake van een overtreding, zegt art. 2 van de WED. De strafbaarstelling en strafmaat is bepaald in artikel 6, lid 1 onder 1 (misdrijf) en onder 2 (overtreding) van de WED.

Verkopen van vis

Het is voor sportvissers op grond van art. 3 van het "Reglement voor de binnenvisserij 1985" verboden om de door hun gevangen vis te verkopen of te koop aan te bieden. Ook het in de handel brengen of weggeven van met de hengel gevangen vis is verboden. Artikel 3 van het "Reglement voor de binnenvisserij 1985" is gebaseerd op artikel 16 van de Visserijwet 1963. Het overtreden van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 16 van de Visserijwet 1963 is strafbaar gesteld in art. 1a van de Wet op de economische delicten (WED) onder 30.

Het verkopen van vis is ook verboden op grond van de voorwaarden die gelden voor de wateren die zijn opgenomen in de Gezamenlijke Lijst van Nederlandse Viswateren, behorende bij de VISpas. Wie de voorwaarden van zijn schriftelijke toestemming overtreedt, vist zonder de schriftelijke toestemming van de visrechthebbende voor die vorm van visserij. Voor de feitcodes en boetebedragen die gelden als men de voorwaarden overtreedt, zie hierboven bij: vissen zonder schriftelijke toestemming van de visrechthebbende.

Voorhanden hebben van vistuigen die men niet mag hebben

Als iemand volgens de voorwaarden van de schriftelijke toestemming met maximaal twee hengels mag vissen en hij vist met twee hengels en er ligt nog een extra hengel (met haak) op de kant dan is géén sprake van vissen met drie hengels. Met de extra hengel wordt immers niet gevist (zie de definitie van “vissen” in art. 1, derde lid van de Visserijwet 1963).

Wel is sprake van het “voorhanden hebben van een vistuig waarmee niet mag worden gevist” en ook dat is strafbaar. Het is namelijk op grond van art. 10 van het “Reglement voor de binnenvisserij 1985” verboden op of in de nabijheid van enig binnenwater één of meer vistuigen voorhanden te hebben indien:

  • het gebruik daarvan in het betrokken water op dat moment verboden is;
  •  je niet bevoegd bent daarmee te vissen of;
  • je niet gerechtigd bent om daarmee in het betreffende water te vissen.

Artikel 10 van het "Reglement voor de binnenvisserij 1985" is gebaseerd op artikel 16, lid 1 van de Visserijwet 1963. Het overtreden van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 16 van de Visserijwet 1963 is strafbaar gesteld in art. 1a van de Wet op de economische delicten (WED) onder 30.

N.B. het verbod geldt volgens het tweede lid van art. 10 niet als het vistuig zodanig is verpakt of in zodanige toestand is, dat direct gebruik daarvan niet mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval als de hengel is verpakt in een foedraal of als de haak ontbreekt. In het laatste geval is overigens ook geen sprake meer van een hengel volgens de definitie in artikel 1 van de Visserijwet 1963.

Wordt een Combibon uitgeschreven dan zijn er verschillende feitcodes voor de volgende situaties:

  • het vistuig is in dit water of op dit moment verboden: H 662 a;
  • het gaat om één of twee hengel(s), terwijl men geen toestemming heeft om in dit water te vissen: H 662 b;
  • het gaat om één peur of meer dan twee hengels, terwijl men geen toestemming heeft om in dat water te vissen: H 662 c;
  • het gaat om een ander toegestaan vistuig terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen: H 662 d;
  • het gaat om een niet toegestaan vistuig: H 662 e (het Openbaar Ministerie bepaalt het bedrag).

Vissen van 1 april tot de laatste zaterdag van mei met  in die periode verboden aas

Het is volgens art. 6 van het "Reglement voor de binnenvisserij 1985" verboden van 1 april tot en met 31 mei in het Nederlandse binnenwater* te vissen met een hengel die is geaasd met slachtproducten, een dood visje, een stukje vis of enig kunstaas met uitzondering van kunstvliegen kleiner dan 2,5 cm. Op basis van art. 61 van de "Uitvoeringsregeling visserij" geldt er een vrijstelling van dit verbod vanaf de laatste zaterdag van mei (behalve voor het IJsselmeer).

Let op; voor de visserijwetgeving worden niet alleen "echte" vissen als "vis" aangemerkt maar ook diverse schaal- en  schelpdieren waaronder de verschillende soorten kreeften, krabben, garnalen en inktvissen. Het is dus ook verboden om van 1 april tot aan de laatste zaterdag van mei te vissen met kreeften, krabben, garnalen (inclusief de steurkrab) of inktvissen.

Artikel 6 van het "Reglement voor de binnenvisserij 1985" is gebaseerd op artikel 16, lid 1 van de Visserijwet 1963. Het overtreden van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 16 van de Visserijwet 1963 is strafbaar gesteld in art. 1a van de Wet op de economische delicten (WED) onder 30

Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode: H 652 a.

* Het verbod geldt dus niet voor het vissen in zee of in het kustwater.

Nachtvissen

Er is sprake van "nachtvissen" als er gevist wordt in de periode tussen twee uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang. Het nachtvissen is sinds 1 oktober 2012 in bijna alle wateren wettelijk gezien het hele jaar toegestaan. Het nachtvissen is echter op grond van art. 7 van het "Reglement voor de binnenvisserij 1985 " in combinatie met art. 24 van de "Uitvoeringsregeling visserij" verboden in:

  1. Het Houtwiel, ten noorden van Veenwouden (Fr.);
  2. Het Rottighe Meente, in de gemeente Weststellingwerf (Fr.);
  3. De Deelen, begrensd door de Buitendijkse Hoofdvaart, de Deelenweg, de Hooivaartsweg, Tweede of Nieuwe Deel, de lijn van oost naar west door de lange warren langs de dwarssloten, het Binnenkanaal, de Hooivaartsweg, de vaart tussen het gemaal Dijksman en de P. C. Otterweg en het Stroomkanaal.
  4. De Beulakerwijde (incl. de Kleine Beulakerwijde);
  5. Het IJsselmeer;
  6. De wateren, gelegen in het Ilperveld, begrensd door de Purmerlander rijweg, het Noord-Hollandschkanaal, de gemeentegrens tussen Ilpendam en Landsmeer (Banscheiding) en de rijweg Landsmeer- den Ilp-Purmerland;
  7. De wateren gelegen in het gebied begrensd door het Noord-Hollandschkanaal, de Purmerringvaart tussen Ilpendam en Het Stinke Vuil, het Stinke Vuil, de Gouwzee, het IJsselmeer, het Buiten IJ en de in aanleg zijnde noordelijke ringweg van Amsterdam tussen de Schellingwouderbrug en de IJtunnelweg bij Nieuwendam, met uitzondering van het Kinselmeer, de binnen de bebouwde kommen gelegen wateren, alsmede de langs openbare wegen gelegen wateren voor zover wordt gevist vanaf de wegzijde;
  8. De wateren, gelegen in het gebied begrensd door de Zaan, de Knollendammervaart, het Noord-Hollandschkanaal, de noordelijke Ringvaart en de Wijde Wormer, het verbindingskanaal tussen de twee laatstgenoemde wateren, de Braak en de Poel;
  9. De Oude Zederik, gelegen tussen Ameide en Meerkerk;
  10. De Hooge Boezem van de Nederwaard;
  11. De Hooge Boezem van de Overwaard;
  12. De Nieuwkoopse plassen, begrensd door de weg van de Noordse buurt naar Noorden en Nieuwkoop, de Ziendeweg, de Meije, de Kadewetering tot Slikkendam en de provinciale weg Slikkendam – Noordse buurt, met uitzondering van de Noordeinderplas tot het Brampjesgat en de Maarten Freekerweg en de Zuideinderplas.

Vist iemand tussen twee uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang in één van deze wateren dan overtreedt hij art. 7, lid 2, sub a van het “Reglement voor de binnenvisserij 1985”. Artikel 7 van het "Reglement voor de binnenvisserij 1985" is gebaseerd op artikel 16, lid 1 van de Visserijwet 1963. Het overtreden van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 16 van de Visserijwet 1963 is strafbaar gesteld in art. 1a van de Wet op de economische delicten (WED) onder 30

Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode: H 656.

Heeft de visrechthebbende het nachtvissen verboden of  hier aanvullende voorwaarden aan gesteld, bijvoorbeeld het bezit van een nachtvistoestemming en houdt men zich niet aan deze voorwaarden dan vist men op een manier waarvoor men geen toestemming heeft. Voor de feitcodes en boetebedragen die gelden als men de voorwaarden overtreedt, zie hierboven bij: vissen zonder schriftelijke toestemming van de visrechthebbende.

Geluidhinder, nachtrumoer

De feitcode voor het veroorzaken van geluidshinder voor een omwonende / de omgeving is: H 205.

De feitcode voor het verstoren van de nachtrust door rumoer of burengerucht is: H 200.

Levend aas

Tot 1 juli 2014 was het verbod op het vissen met levend aas opgenomen in het "Besluit verbod gebruik van levend aas". Per 1 juli 2014 is dit besluit ingetrokken. Maar het is nog steeds verboden om te vissen met een levende vis of ander levend gewerveld dier. Let op: onder het begrip "vissen" vallen ook bepaalde door de minister aangewezen schaal- en schelpdieren (artikel 1, lid 2 Visserijwet 1963) zoals de Noordzeegarnaal, Steurkrab (Steurgarnaal) en diverse krabben- en kreeftensoorten.

Het verbod staat nu in artikel 1.18 van het "Besluit houders van dieren". Het "Besluit houders van dieren" is gebaseerd op art. 2.3, derde en vierde lid sub a van de Wet dieren. Het overtreden van artikel 2.3, derde en vierde lid van de Wet dieren is als overtreding strafbaar gesteld in art. 8.11, tweede lid van de Wet dieren. De strafmaat is opgenomen in art. 8.12, derde lid van de Wet dieren.

Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode (alleen van toepassing bij sportvissers/particulieren) H 664 a (390 euro).

Minimummaat zoetwatervissen

Voor bepaalde vissoorten geldt een minimummaat. Kijk hier om welke soorten het gaat. Als een ondermaatse vis die is gevangen in het binnenwater niet direct na het ophalen wordt teruggezet in hetzelfde water, overtreedt men artikel 2a van de Visserijwet 1963 in combinatie met art. 1 van het “Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985” in combinatie met art. 5b van de "Uitvoeringsregeling visserij".

De strafbaarstelling van het overtreden van artikel 2a Visserijwet 1963 is opgenomen in art. 1a onder 30 van de Wet op de Economische delicten. Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode: H 666. De hoogte van de boete wordt door de Officier van Justitie vastgesteld. 

Minimummaten zeevissen

Voor diverse zeevissoorten geldt een minimummaat op grond van de artikelen 17, 18 en 19 en Bijlage XII van verordening (EG) Nr. 850/98. Het gaat om de volgende soorten en maten:

  • Aal/paling 28 cm*.
  • Ansjovis 12 cm.
  • Bot 20 cm
  • Leng 63 cm.
  • Blauwe leng 70 cm.
  • Haring 20 cm.
  • Heek 27 cm.
  • Horsmakreel 15 cm.
  • Kabeljauw 35 cm.
  • Makreel 30 cm.
  • Sardine 11 cm.
  • Schartong 20 cm.
  • Schelvis 30 cm.
  • Tong 24 cm.
  • Schol 27 cm.
  • Witte koolvis (pollak) 30 cm.
  • Wijting 27 cm.
  • Zeebaars 42 cm.
  • Zwarte koolvis 35 cm.

* Let op: elke paling die wordt gevangen bij het vissen met de hengel of peur in het kustwater of in zee moet direct levend worden teruggezet. Ook is het verboden om paling in bezit te hebben bij het vissen met de hengel of peur in het kustwater of in zee. Dit is bepaald in artikel 23a van de "Uitvoeringsregeling visserij". Artikel 23a van de "Uitvoeringsregeling visserij" is gebaseerd op artikel 3a van de Visserijwet 1963. Overtreding van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 3a van de Visserijwet 1963 zijn een economisch delict op grond van artikel 1a, onder 30 van de Wet op de economische delicten. De minimummaat voor de aal/paling is dus niet van belang voor sportvissers maar wel voor vissers die met beroepsvistuigen mogen vissen.

Binnenwater

Als een ondermaatse zeevis wordt gevangen in het binnenwater en niet direct wordt teruggezet in hetzelfde water, overtreedt men artikel 1, lid 3 van het “Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985”. Artikel 1 van het "Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985" is gebaseerd op de artikelen 2a en 16 van de Visserijwet 1963. Het overtreden van voorschriften die zijn gebaseerd op de artikelen 2a en 16 van de Visserijwet 1963 zijn strafbaar gesteld in artikel 1a onder 30 van de Wet op de economische delicten. Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode: H 666 (140 euro). De hoogte van de boete wordt door de Officier van Justitie vastgesteld.

Voor ondermaatse zeevissen die worden gevangen in het binnenwater geldt dat deze ook op basis van de algemene voorwaarden in de Gezamenlijke Lijst van Nederlandse Viswateren en de Kleine Lijst van Viswateren direct moeten worden teruggezet. Bij het overtreden van deze voorwaarde vist men zonder schriftelijke toestemming van de visrechthebbende voor die vorm van visserij. In zowel de Gezamenlijke Lijst van Nederlandse Viswateren als de Kleine Lijst van Viswateren is boven de algemene voorwaarden ook nog eens uitdrukkelijk vermeld dat men geacht wordt zonder schriftelijke toestemming te vissen als men zich niet houdt aan de voorwaarden of aan de wettelijke regels. Vissen zonder voorzien te zijn van de schriftelijke toestemming van de visrechthebbende is volgens art. 21 van de Visserijwet 1963 verboden. Het overtreden van artikel 21 van de Visserijwet 1963 is strafbaar gesteld in art. 1a van de Wet op de economische delicten (WED) onder 30 bij het vissen met een hengel of peur. Wordt een Combibon uitgeschreven, zie dan voor de feitcodes en boetebedragen hierboven bij "vissen zonder schriftelijke toestemming van de visrechthebbende".

Kustwater

Voor ondermaatse zeevissen die zijn gevangen in het kustwater geldt een bezitsverbod op grond van artikel 19, lid 1 van Verordening (EG) Nr. 850/98. Artikel 53 van de "Uitvoeringsregeling zeevisserij" verbiedt het om in strijd met artikel 19 van deze Verordening te handelen. Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode: H 666. De hoogte van de boete wordt door de Officier van Justitie vastgesteld.

Zee
Voor ondermaatse zeevissen die zijn gevangen in zee (visserijzone of aangewezen zeegebieden) geldt een bezitsverbod op grond van artikel 19, lid 1 van Verordening (EG) Nr. 850/98. Artikel 53 van de "Uitvoeringsregeling zeevisserij" verbiedt het om in strijd met artikel 19 van deze Verordening te handelen. Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode: H 666. De hoogte van de boete wordt door de Officier van Justitie vastgesteld.

Fileren van ondermaatse vis

Sommige vissers fileren de vis direct na de vangst. Als men enkel de filets bewaart is de maat van de vis niet meer vast te stellen en dus ook niet of de vis wel de minimummaat had.

Art. 5 van het "Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985" verbiedt het daarom om op of in de nabijheid van enig water vis waarvoor een minimum maat geldt, voorhanden te hebben als deze vis in zodanige toestand is gebracht, dat daardoor de vaststelling van de maat wordt bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt. Dit verbod geldt zowel voor het binnenwater als voor het kustwater en de zee. Voor dit strafbare feit is geen feitcode. Een opsporingsambtenaar zal bij overtreding dus een proces verbaal mogen opmaken.

Gesloten tijden vissoorten

Bepaalde vissoorten mag men in een bepaalde periode niet in bezit hebben. Zie hier om welke soorten en welke periodes het gaat. Vangt iemand in de betreffende periode zo’n vis dan moet deze direct na het vangen, worden teruggezet in hetzelfde water. Bij overtreding van dit verbod bij het vissen in het binnenwater overtreedt men de artikelen 2a en 16 van de Visserijwet 1963 in combinatie met art. 2 van het “Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985”. De strafbaarstelling van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 2a of artikel 16 van de Visserijwet 1963 is opgenomen in art. 1a onder 30 van de Wet op de economische delicten. Wordt een Combibon uitgeschreven dan is de feitcode: H 668. De hoogte van de boete wordt door de Officier van justitie vastgesteld.

Peurverbod en bezitsverbod paling en wolhandkrab i.v.m. dioxines

In verband met dioxine en andere gifstoffen in paling (en wolhandkrab) is het vanaf 1 april 2011 wettelijk verboden om in een aantal binnenwateren te vissen met een peur en andere aalvistuigen, inclusief het electrovisapparaat. Ook is het verboden om op of in de onmiddellijke nabijheid van een deze wateren aal (en wolhandkrab) in bezit te hebben. Dit is bepaald in artikel 28b van de "Uitvoeringsregeling visserij". Artikel 28b van de "Uitvoeringsregeling visserij" is gebaseerd op artikel 5.10 van de Wet dieren. Overtreding van verboden die zijn gebaseerd op artikel 5.10 van de Wet dieren zijn een economisch delict op grond van art. 1 onder 40 van de Wet op de economische delicten (WED). De wateren waar het om gaat zijn opgenomen in bijlage 16 van de "Uitvoeringsregeling visserij". Dit zijn:

– de Afgedamde Maas;
– de Amer;
– het gehele Amsterdam-Rijnkanaal, waarbij er een scheiding wordt aangebracht met de Aa door middel van een lijn haaks op het punt waar de Aa in het Amsterdam-Rijnkanaal komt;
– de Beneden-Merwede;
– het Bijlands kanaal;
– de Bergsche Maas;
– de Boven-Merwede;
– de Boven-Rijn stroomafwaarts vanaf de grensovergang bij Spijk;
– de Dordtsche Kil;
– het gebied in het IJsselmeer dat wordt begrensd door de Zuidermeerdijk, de IJsselmeerdijk, de Ketelbrug en de lijn lopend over de punten met de coördinaten: 

52°37.448` NB en 005°38.650` OL 
52°36.800` NB en 005°37.466` OL
52°36.339` NB en 005°37.783` OL

– het Haringvliet;
– het Hartelkanaal;
– Het Heusdensch Kanaal;
– het Hollandsch Diep;
– de Hollandsche IJssel stroomafwaarts vanaf de Veerlaan te Haastrecht;
– het IJ;
– de IJssel;
– het Julianakanaal;
– het kanaal Gent-Terneuzen;
– het kanaal Wessem-Nederweert;
– het Ketelmeer met uitzondering van het Ramsdiep, met als scheiding met het Vossemeer een lijn haaks op het einde van de zuidelijke dam van het Keteldiep ter hoogte van de provinciale grens, met als oostelijke grens de Ramspolbrug en met als westelijke grens de Ketelbrug (rijksweg A6);
– het gedeelte van het Krammer Volkerak ten oosten gelegen van de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

51038.294`NB en 4016.465`OL

51039.287`en 4016.446`OL;

– het Lateraalkanaal Linne-Buggenum;
– de Lek;

- het Lekkanaal;
– de Maas stroomafwaarts vanaf de grensovergang bij Eijsden en met uitzondering van de Boschmolenplas;
– het Maas-Waalkanaal;
– de Nederrijn;
– de Nieuwe Maas;
– de Nieuwe Merwede;
– de Noord;
– het Noordzeekanaal inclusief de zijkanalen A tot en met H, met uitzondering van het afgesloten gedeelte van zijkanaal B, gelegen tussen de A9 en het Noordzeekanaal;
– de Oude Maas;
– het Pannerdensch Kanaal;
– de Roer;

- het Schreur;
– het Spui;
– het Vossemeer;
– de Waal;
– het Wantij;

- de Weespertrekvaart van de Amstel tot aan het Amsterdam-Rijnkanaal.

Dit verbod geldt op grond van het tweede lid van art. 28b voor het gehele gebied binnen de winterdijken van deze wateren en voor alle havens, plassen, killen, gaten, putten, strangen, kreken, kanalen, beken en rivierarmen die in directe open verbinding staan met deze wateren tot aan de eerste waterkering gerekend vanaf die wateren.

Bezitsverbod paling september - november

Elke paling die in de maanden september, oktober en november met een hengel wordt gevangen in het binnenwater, kustwater of in zee moet direct levend worden teruggezet. Dit is bepaald in artikel 32b, eerste lid van de "Uitvoeringsregeling visserij". Ook is het in deze maanden voor zowel de sport- als de beroepsvisser verboden om paling in bezit te hebben op of in de buurt van het binnenwater, kustwater of zee. Dit is bepaald in artikel 32b, tweede lid van de "Uitvoeringsregeling visserij". Artikel 32b van de "Uitvoeringsregeling visserij" is gebaseerd op artikel 3a van de Visserijwet 1963. Handelen in strijd met de Uitvoeringsregeling visserij betekent dus dat art. 3a Visserijwet 1963 wordt overtreden en dit is op grond van art. 1a onder 10 (ernstige inbreuk) dan wel onder 30 (geen ernstige inbreuk) van de WED een economisch delict.

Bezitsverbod paling op grond van vergunningsvoorwaarden

Bij bijna alle schriftelijke toestemmingen (vergunningen) geldt de voorwaarde dat paling direct in hetzelfde water moet worden teruggezet. Dit geldt in elk geval voor de VISpas, de JeugdVISpas en de Kleine VISpas. Heeft iemand paling in bezit terwijl dit volgens de voorwaarden niet mag, dan betekent dit een overtreding van de voorwaarden van de toestemming (zie hierboven). Omdat het overtreden van de voorwaarden in strijd is met de Visserijwet 1963, wordt ook het bezitsverbod voor paling van artikel 13 van de Flora- en faunawet overtreden. Het overtreden van de Flora- en faunawet is een economisch delict op basis van art. 1a onder 10 van de Wet op de Economische Delicten (WED). Bij opzet is sprake van een misdrijf. Zonder opzet is sprake van een overtreding, zegt art. 2 van de WED. De strafbaarstelling en strafmaat is bepaald in artikel 6, lid 1 onder 1 (misdrijf) en onder 2 (overtreding) van de WED.

Dierenkwelling

Artikel 2.1. van de Wet dieren bevat een algemeen verbod op dierenmishandeling op basis waarvan de opsporingsambtenaar kan optreden in geval van misstanden bijvoorbeeld als levende vis wordt bewaard in een plastic zak, in een te klein leefnet of in een emmer met te weinig water. Artikel 8.11 van de Wet dieren bepaalt dat overtreding van dit verbod een misdrijf is en artikel 8.12 van de Wet dieren bepaalt de strafmaat. Voor dit strafbare feit bestaat geen specifieke feitcode. Een opsporingsambtenaar zal bij overtreding dus een proces verbaal op moeten maken. Het Gerechtshof in Leeuwarden legde in oktober 2011 een boete op van 250 euro aan iemand die een snoekbaars levend op de kant had liggen. Deze uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7283.

Stroperij

Over het algemeen wordt onder stroperij verstaan het vissen met als oogmerk het illegaal onttrekken van vis. Bij stroperij kan sprake zijn van diverse strafbare feiten:

Toestemming rechthebbende

Iedereen die ergens wil vissen maar niet zelf de visrechthebbende is, heeft voor het vissen de schriftelijke toestemming van de visrechthebbende nodig. De particulier die vist met beroepsvistuigen zonder dat hij hiervoor toestemming heeft van de visrechthebbende, overtreedt art. 21 van de Visserijwet 1963. Dit is strafbaar gesteld in art. 1a onder 10 van de Wet op de economische delicten. Hier is vanaf 1 januari 2014 geen feitcode meer voor dus er zal altijd proces verbaal moeten worden opgemaakt.

Vissen met een beroepsvistuig

Het vissen met beroepsvistuigen door iemand die niet door de minister als beroepsvisser is geregistreerd, is verboden. Dit staat in artikel 7a van het "Reglement voor de binnenvisserij 1985". Dit Reglement is gebaseerd op artikel 16, lid 1 van de Visserijwet 1963. Een particulier die vist met een beroepsvistuig overtreedt dus artikel 16, lid 1 van de Visserijwet 1963 in combinatie met art. 7a van het “Reglement voor de binnenvisserij 1985”. Het overtreden van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 16 van de Visserijwet 1963 is strafbaar gesteld in art. 1a onder 30 van de Wet op de economische delicten. 

Gesloten tijd vistuigen

Met uitzondering van een aantal Zeeuwse wateren is het (voor iedereen) verboden om in april en mei te vissen met: de visfuik, de ankerkuil, de zegen of het staand net. Doet men dit toch dan overtreedt men art. 16, lid 1 van de Visserijwet 1963 in combinatie met art. 6 van het “Reglement voor de binnenvisserij 1985”. Het overtreden van voorschriften die zijn gebaseerd op artikel 16 van de Visserijwet 1963 is strafbaar gesteld in art. 1a onder 30 van de Wet op de economische delicten.

Er is alleen een feitcode voor het in de gesloten tijd vissen met staand net: feitcode H 652 b. Bij het gebruik door particulieren van andere vistuigen in de gesloten tijd moet proces verbaal worden opgemaakt.

Meld stroperij bij het meldpunt visstroperij: 

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.