Marmergrondel
Grondels
Proterorhinus semilunaris, (Pallas, 1814)*
Lengte afgebeelde vis: 8 cm
Lengte tot circa: 11 cm
Toelichting
Herkenning: 1. De ogen staan hoog in de kop. 2. De neusopeningen vormen korte buisjes. 3. Twee gescheiden rugvinnen, waarvan de tweede rugvin is gevormd tot een langere vinzoom. 4. De buikvinnen zijn aaneengegroeid. Mannetjes in de voortplantingstijd zijn zwart van kleur. 5. Heeft wat weg van de rivierdonderpad. Gemarmerde tekening. De bek is gevormd tot een bekspleet en is eindstandig.
Verspreiding: Uitheems, in 2002 voor het eerst in Nederland waargenomen. Komt tegenwoordig algemeen voor in de grote rivieren en daaraan grenzende wateren. Zowel in zout als zoet water. Komt van oorsprong uit de Kaspische- en de Zwarte Zee en het stroomgebied van de Donau. Via het Main-Donaukanaal of via ballastwater van schepen is de gemarmerde grondel nu ook verspreid in het stroomgebied van de Rijn.
Leefwijze: Leeft bij voorkeur op stenige bodems, maar ook tussen vegetatie en op klei-, grind- of zandbodems. Paait meerdere keren per jaar. Het mannetje maakt een nest en bewaakt de eieren.
Voedsel: Bodemdiertjes als kreeftachtigen en insectenlarven.
Naamgeving: Tubenosed goby Marmorierte Grundel Gobie à nez tubulaire
Een leeg cirkeltje geeft aan dat de vissoort niet in één van de wetten voorkomt.
Meer informatie
* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.