Knorrepos

Herkenning: 1. Langwerpige vis, met een relatief hoge rug en een afgeplatte buik. Lichaam zilvergrijs met een opvallend patroon van schuin achteroverhellende, verticale strepen. 2. Twee gescheiden rugvinnen, waarvan de eerste met tien stekels en korter en hoger dan de tweede met 26-30 zachte vinstralen. 3. Onderstandige bek met drie tot vijf paar korte kindraden. Maakt bij aanraking een opvallend knorrend geluid, door de spieren rond de zwemblaas aan te spannen.
Verspreiding: Atlantische kust van Noord-Amerika, van de noordelijke Golf van Mexico tot bij Nova Scotia en de Atlantische kust van Zuid-Amerika van Suriname tot Argentinië. In de Nederlandse kustwateren en estuaria uitheems en zeldzaam, voor het eerst gesignaleerd in 2004 (bij het Belgische Oostende reeds in 1998 waargenomen).
Leefwijze: Leeft in kustwateren en estuaria, meestal op zandige of slibbige bodem. Paait in zijn oorspronkelijke leefgebied gedurende de wintermaanden in kustwateren nabij estuaria. Jonge exemplaren trekken dikwijls riviermondingen binnen tot in licht brak water, waar ze zich voeden en opgroeien.
Voedsel: Wormen, kleine kreeftachtigen en vis.

* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.