Grote pieterman
Pietermannen
Trachinus draco, Linnaeus, 1758*
Lengte afgebeelde vis: 0 cm
Lengte tot circa: 40 cm
Toelichting
Herkenning: 1. Langgerekte bodemvis met een grote, schuin naar boven gerichte bek. Bovenzijde lichaam groenig, flanken bruin-gelig met geelwitte en donkerbruine schuine strepen. 2. Korte eerste rugvin met donkere vlek en met harde, scherpe (en giftige!) stekels en een lange tweede rug- (29-32 vinstralen) en anaalvin. 3. Buikvinnen vóór de borstvinnen. 4. Een lange stekel op de kieuwdeksels en voor elk oog twee of drie korte stekeltjes.
Let op: Kan met zijn giftige stekels pijnlijke wonden veroorzaken, die onbehandeld tot amputatie kunnen leiden. Het (eiwit)gif kan het best worden geneutraliseerd door zo snel mogelijk heet water over de wond te gieten.
Verspreiding: Oost-Atlantische Oceaan, Noordzee en Kattegat. Langs de Nederlandse kust vroeger algemeen maar tegenwoordig zeer zeldzaam.
Leefwijze: Komt voor op zandbodems tot een diepte van 30 meter (’s zomers) tot 100 meter (’s winters). Ligt overdag tot de ogen ingegraven in het zand in afwachting van passerende prooien. Komt ’s nachts te voorschijn en wordt dan vaak in midwater aangetroffen. Paait van juni tot augustus.
Voedsel: Op de bodem levende kreeftachtigen en vis.
Naamgeving: Greater weever Petermännchen Grande vive
Een "V" betekent dat de vissoort in de Visserijwet is opgenomen.
Een "R" betekent dat de vissoort is opgenomen op de Rode lijst.
Meer informatie
* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.