Botervis

Botervis

Botervissen

Pholis gunnellus, (Linnaeus, 1758)*

Lengte afgebeelde vis: 0 cm
Lengte tot circa: 25 cm
O

Toelichting

Herkenning: 1. Kleine vis met een kleine kop met dikke vlezige lippen en een langgerekt, zijdelings afgeplat lichaam. 2. Zeer lange rugvin met 75 of meer vinstralen en aan de onderzijde 9-15 oogvlekken. 3. Rugvin en de half zo lange anaalvin niet vergroeid met de staartvin. Buikvinnen zwak ontwikkeld met één stekeltje en één vinstraal.
Verspreiding: Noord-Atlantische Oceaan, Noordzee en Oostzee. Langs de Nederlandse kust algemeen.
Leefwijze: Leeft voornamelijk op stenige bodems of bodems met veel schuilmogelijkheden in ondiep water vanaf de getijdenzone tot een diepte van 30 meter. In de paaitijd (december tot februari) zet het vrouwtje haar 80-200 eieren in een grote bal af in een leeg slakkenhuis, mosselschelp of onder een steen; de eieren worden verdedigd door het mannetje.
Voedsel: Kleine ongewervelde bodemdieren.

Naamgeving: Butterfish Butterfisch Gonnelle

Een leeg cirkeltje geeft aan dat de vissoort niet in één van de wetten voorkomt.


Meer informatie

* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.